Haagvaarder 7 (hoofdartikel)
De Postchécque- & Girodienst Spaarneplein
In een plateel fabriek
Toen de Postchécque-en Girodienst in 1918 werd opgericht was het pand aan het Spaarneplein er nog niet. De ‘Giro’ had zo’n pand ook niet nodig, de opdrachten van de 4000 rekeninghouders werden die eerste jaren verwerkt op de plaatselijke postkantoren. In Den Haag werden alle betalingen daarna nog eens gecontroleerd en werd ook de centrale administratie gevoerd. Hiervoor huurde PTT een gebouw van de voormalige plateelfabriek Rozenburg aan de Zuid-Binnen-Singel (Buitenom).
Toen het aantal rekeninghouders groeide, bleek die decentrale verwerking niet handig te zijn. De directie van de PCGD besloot om de hele administratie in Den Haag te concentreren. Daardoor waren meer medewerkers nodig en was het pand aan de Zuid-Binnen-Singel al gauw te klein. Om onduidelijke reden was een splinternieuw groot pand beschikbaar, aan het Spaarneplein had de Rijksgebouwendienst in 1922 een groot gebouw neer laten zetten voor de Octrooiraad. De Raad trok er echter niet in en het werd aan de PCGD toegewezen.
Silezisch marmer
In 1923 verhuist de deur PCGD naar het Spaarneplein. Een artikel uit De Bezuidenhoutpost van 9 februari 1923 geeft veel informatie over de in rode baksteen opgetrokken creatie van de Haarlemse architect P.F. Bordes. Het gebouw was voorzien van allerlei voor die tijd moderne snufjes, er was een automatische brandblusinstallatie, een paternosterlift en een geavanceerde centrale verwarming. De schrijver van het artikel was duidelijk geïmponeerd door het monumentale trappenhuis, waarvan de wanden bekleed waren met “glanzend gepolijst Silezisch marmer”. Het artikel in De Bezuidenhoutpost besluit met te constateren dat de PCGD het nieuwe gebouw nog niet helemaal nodig had, de bovenste etage werd verhuurd aan het Bureau voor onderzoek van Handelswaren.
De skyline
1Twaalf jaar later was dat anders. In de tussentijd was het aantal rekeninghouders met gemiddeld honderd per dag gegroeid en was er veel te weinig ruimte. Nadat eerst gedacht werd om naar een ander pand in Den Haag bij te bouwen, bleek het “ei van Columbus” de uitbreiding van het pand aan het Spaarneplein zelf te zijn. Op de hoek van de Zwetstraat en de Dintelstraat was nog een stuk grond beschikbaar. Daar verscheen een pand van vijf verdiepingen. Voor een hoge gebouw wilde de gemeenteraad geen toestemming geven; dat zou de ‘skyline’ van Den Haag te veel verstoren!
De nieuwe vleugel kreeg de naam D-gebouw en was speciaal ontworpen voor de PCGD. Er kwamen twee liften in en een uitgebreid buizenpostsysteem. Omdat er in toenemende mate machines gebruikt werden om de giro-opdrachten te verwerken, werden geluidsisolerende lagen aangebracht onder de vloeren. Toen het gebouw in 1938 klaar was, was het bijna net zo groot als het ‘moedergebouw’, 3600 m² (3900 m²). De kosten van het project waren een half miljoen gulden, een voor die tijd astronomisch hoog bedrag.
Kunst
Ook de kunst werd niet vergeten, gebouw-D kreeg een torentje met een klok en glas-in- loodramen van de kunstenaars Van der Stok en Liefkens. Aan de buitenkant kwam een sculptuur van de beeldhouwer D. Bus met een toepasselijk vers van P.C. Boutens:
” Om deze zon volgt de melodie der sferen
Het ronde geld dat rollen moet
Wie meer te beuren heeft dan uit te keren,
Wint met gesloten beurs zijn eindtegoed.”
Rob Korving
Bron:
- Dit artikel is een bewerking door drs. R. Korving van twee artikelen van de hand van P. Tigchelaar in Banksteen, 1991, nr. 3 + 4, die verschenen in het kader van de renovatie van het gebouw.