Niks nieuws onder de zon. In 1540 wilde men ook al geen centraal afvalpunt voor de eigen deur hebben.

Historisch overzicht

1537  Nadat slagers en visverkopers al door de Magistraat gedwongen zijn hun afval naar speciale putten buiten het Westeinde en het Noordeinde te brengen, wordt in dit jaar de bewoners van Den Haag de “Keur” op de straatreiniging opgelegd. Dit betekent dat vuil niet meer ‘zomaar’ op straat geworpen mag worden, maar dat deze vanaf nu midden op straat moet worden gedeponeerd, waarna het door buren, bij toerbeurt, wordt opgehaald en afgevoerd.
1540  Er komt een verbetering in het systeem: Er worden in de straten zogenoemde crebben aangelegd, een soort van afvalcontainer aan de gevel van een huis. Het is een grote bron van ergernis bij degene waar zo’n afvalbak geplaatst is.
1564  Maar ook deze crebben maken de stad niet veel schoner, waarop de Magistraat besluit dat iedereen ‘vuil’ weg mag halen, mits hij dan alles meeneemt.
1614  Het afvalprobleem is nog immer niet naar tevredenheid opgelost en er komen regels die bij overtreding tot straf of boete leiden.
1683  Er wordt een geregelde ophaaldienst van huisvuil en as geïntroduceerd. Deze taak wordt verpacht en gefinancierd door een aparte belasting: het ‘asch- en vuilgeld’.
1870  18 oktober 1870 nemen B & W besluiten om de reiniging van de stad in eigen beheer te nemen.
1871  1 juli 1871 wordt de “Haagschen Reinigingsdienst” geboren.
1871-1906  Het kantoor staat aan de Varkenmarkt en de ‘Asch- en Vuilstortbergplaats’ eerst aan de N.W. Buitensingel en dan naar een perceel daarachter.
De ophaaldienst maakt nu gebruik van paard en wagens, en voor het reinigen van straten en het legen van fecaliënputten en beerputten bij woningen, enz. wordt nieuw materieel ingezet.
Het vuil wordt gebruikt voor het dempen van sloten en ophogen van land.
Ca. 1906  Op de Scheveningse aschtaal is een inrichting tot het verwerken van dierlijk en afgekeurd vlees. Het eindproduct, vleesmeel en vet, wordt aan particulieren verkocht en door de gemeente gebruikt als meststof voor de plantsoenen. De dienst stopt in 1911 na de oprichting van het Openbaar Slachthuis.
1907-1946  Het kantoor verhuist eerst naar de Prinsengracht (nr 48?) en later naar de nieuwbouw aan de Brouwersgracht 2.
De stad wordt verdeeld in secties van ongeveer één vierkante kilometer.
Er komen opzichters en voormannen en ‘posthuizen’ waar de opzichter zijn kantoor houdt, en waarin ook een schaft- en kleedlokaal zijn, een wasgelegenheid en een magazijn voorgereedschappen en onderdelen. De handwagens repareert men er ook.
Er zijn stallen voor 10 á 20 paarden, maar langzaamaan wordt overgegaan op ‘autotractie’. In 1907 zijn er 180 paarden en dat loopt op tot maximaal 230.
Vanaf 1912  Diverse typen vuilnisauto’s worden beproefd, ook met elektrische aandrijving met accu’s.
1914  Voor het sproeien komt de eerste sproeiauto in dienst. Ook is er een tram die kan sproeien. Ook verschijnen er autoveegmachines op straat.
1928  Proef met een uniform emmersysteem in de wijk Marlot en in een aantal hofjes. Voor elk paar woningen stelt men één ketel van 110 liter ter beschikking. Na gebleken succes volgt een kleiner model van 33 liter voor toepassing bij huizen zonder tuin. Door de invoering van de ‘as/vuilnisemmer’ worden de straten aanzienlijk schoner. Invoering van ‘zelfopnemende veegmachines’, die de taak van het vegen verlicht.
1930  Ter ondersteuning van al haar taken wordt een nieuw magazijn met werkplaatsen in gebruik genomen op het terrein van de oude gasfabriek.
1931  De gemeente besluit uit efficiencyoverwegingen, in 1931 het onderhoud van andere auto’s, zoals bijvoorbeeld ziekenauto’s, ook bij de reinigingsdienst onder te brengen.
1932  Start vuiloverslag met treinen van de VAM naar Drenthe. Voor grofvuil komt een verbrandingsoven op het terrein.
1938  De Dienst verkoopt zijn laatste paard. Op het gebied van de inzameling van het vuil voert de dienst regelmatig verbeteringen in. Er komen gesloten laadbakken, zelf-legende wagens en wagens met zij-besturing zodat de chauffeur ook mee kan helpen. Om grotere capaciteit te bereiken wordt de ‘roltrommel auto’ geïntroduceerd.
1968  Vuiloverslagstation voor de VAM aangelegd in de Binckhorst en start van de Vuilverbrandingsinstallatie (VVI)
1970  De huisvuilwagens krijgen een heldere groene kleur en de oude grijstinten verdwijnen uit het straatbeeld. De kolkzuigers, veegmachines, elektrotrucs, veegfietsen en papierbakken op straal verschieten langzaamaan van kleur. Nieuwe vuilophaalwagens van het merk Kliko, op een DAG chasis, verschijnen in de stad.
1970  Start publiciteitscampagne “Den Haag is Uw stad, doe alsof U thuis bent”. Borden met stimulerende teksten komen op het rijdend materieel.
1979  De vuiloverslag in de Binckhorst wordt definitief gestaakt.
1993  De VVI gaat dicht en de gemeenteraad besluit een vuiloverslagstation in de Binckhorst aan te leggen op het terrein van de Tweede Gemeentegasfabriek. Hiervoor moet een insteekhaven worden gegraven. Vanuit hier gaat het vuil naar de verbrandingsoven van de AVR in Rotterdam. De AVR verzorgt de realisatie en neemt de exploitatie over. Aanvankelijk verloopt het vervoer over de weg.
1997  De overslaghal, een ontwerp van architect Jan Brouwer, in gebruik genomen. Het vervoer verloopt vervolgens over water; twee schepen per dag met 32 containers.

Afbeeldingen

Locatie(s)

TitelAdres

Bronmateriaal

  • Geschiedenis van den Haagschen Reinigingsdienst.
  • Den Haag en Wij, jrg.21, nr.3., april 1970.
  • K. Havelaar, (red.), De Binckhorst, bedrijven terrein in beweging. Voorgeschiedenis en ontwikkeling van het grootste Haagse industriegebied, Den Haag 2012.
  • Bedrijfsfilm over de Haagsche Reinigingsdienst, 1931.