Haagvaarder 59 (hoofdartikel)
De UFO’s zijn geland
De laatste gashouders van Den Haag
Gemeentelijk gas
Na de aanvankelijk start in 1844 van het particuliere gasbedrijf Goldsmid nam in 1875 de gemeente het roer over en ging gas voor de stad produceren. Aanvankelijk werd dit gas alleen voor verlichting aangewend. Pas in de het begin van de 20ste eeuw werd het grootschalig gebruikt voor koken en verwarming. Na de eerste gemeentelijke gasfabriek aan de Gaslaan volgde in 1907 de tweede fabriek aan het Trekvlietplein. Tot vlak voor de introductie van het aardgas (1967) vonden hier nog aanpassingen en uitbreidingen plaats. Zo werd in 1956 de laatste gashouder gebouwd.
Schroefgashouder
De gasproductie vereiste een adequate opslag van het gas om de levering aan de gebruiker te kunnen garanderen. Aanvankelijk gebeurde dit in een metalen gasklok, die dreef op een ‘waterbed’ (waterslot) dat in een stenen en later betonnen onderbouw was aangebracht. De gaskuip kon al naar gelang de voorraad stijgen en dalen. Om kantelen te voorkomen werd een open metalen steunconstructie rondom de kuip gebouwd, die bij lage gasvoorraad als een silhouet tegen de horizon afstak. Voor grotere gashouders werden meerdere kuipen in elkaar toegepast, die naar boven toe werden gedrukt door het geproduceerde gas. Het nieuwe type schroefgashouder kende dit systeem ook, maar hier draaiden de kuipen langzaam omhoog langs een geleidingssysteem. Een staande steunconstructie om de gashouder was hiermee overbodig geworden. “Aesthetisch is dit veel bevredigender, omdat immers de kooi, die bij ledige klok tegen de lucht afsteekt, geheel ontbreekt”; aldus de Pletterij Enthoven. De schroefgashouder werd in Engeland uitgevonden en in Nederland door ir. F.C.G.W. Stolk van de Pletterij Enthoven (sinds 1905 in Delft gevestigd) verder ontwikkeld. Het bedrijf had een patent op dit product. De eerste schroefgashouder in ons land werd door de Pletterij in 1927 gebouwd voor de gemeente Delft (14.000 m³). In 1953 bouwde de firma in Helmond zijn 50ste schroefgashouder in Nederland.
Gashouder van 60.000m³
De toenemende vraag naar gas leverde spanning op tussen productie en voorraad. Het gasbedrijf keek uit naar mogelijkheden om in die grotere vraag te voorzien. In deze periode was het mogelijk geworden om raffinaderijgas uit Pernis te gebruiken naast het stadsgas uit steenkolen. Op het terrein van de 2de gemeentelijke gasfabriek werd een ontvangststation gebouwd en tegelijkertijd werden ook twee gashouders gebouwd; één aan de Leyweg en één bij de gasfabriek aan de Trekvliet. Er werd gekozen voor de bouw van een schroefgashouder, die viermaal kon telescoperen. De diameter van de gashouder is 47,5 m en in een uitgeschoven positie bereikte de kuip een hoogte van 50 m. In de lege stand is de hoogte 10 m. De houder bestaat uit een betonnen bak, die van binnen is bekleed met staalplaten, die elektrisch werden gelast. Ook de kuipen bestonden uit metaalplaat van dikte variërend van 19 mm (onder) tot 7 mm (boven). De gashouder aan de Leyweg werd in gebruik genomen in 1955 en die aan de Trekvliet in 1957.
Hergebruik
Een bijzonderheid van de twee laatste Haagse gashouders is dat beiden al kort na het verliezen van de oorspronkelijke functie een herbestemming kregen. Na reiniging en verbouwing, waarbij de uitschuiffunctie verviel, werden ze geschikt gemaakt als drinkwaterreservoir en voorlopig zal dat wel zo blijven. Andere voorbeelden van hergebruik van gashouders zijn: Dedemsvaart, waar plannen worden uitgevoerd om een theater in een gashouder te vestigen. In Amsterdam is dat al het geval. Dan zijn er nog Duitse voorbeelden van een expositieruimte (Essen) en duikschool (Duisburg). Om maar dicht bij huis te besluiten. In Naaldwijk is een architectenbureau (www.hetarchitecten.nl) gehuisvest in een kleinere gashouder. Wat zal de toekomst voor deze bijzondere Haagse landmarks brengen? Hopelijk zal de gemeente beseffen dat deze industriële topmonumenten behouden dienen te worden, een kans die men niet voorbij mag laten gaan.
Koos Havelaar
Bronnen/literatuur:
- Haags Gemeentearchief, archief Gemeentelijk Gasbedrijf, bnr. 505, inv.nrs. 79-82, 681-683, 719 en 723.
- C.B. van Ardenne e.a., Den Haag energiek, Den Haag, 1981.
- Zo werkt Den Haag, “Pletterij Enthoven”, Den Haag, 1958, p.114-116.
- P.H. Enthoven/J.J. Havelaar, De metaalpletterij en ijzergieterij L.I. Enthoven & Co, Den Haag, 1996.
- C.H.R.T. Weevers/ Ing. H.N. Hulsman (red), Gashouders. Opgang en neergang in Nederland, Hardenberg, 1990 (GIAG).