Haagvaarder 42 (hoofdartikel)
Een monument van de trekvaart
De rolpaal aan het Jaagpad
Aan de oever van de Rijswijkse Vliet, tussen het gemaal en de voormalige boerderij Vlietzigt, staat, tamelijk onopvallend, de laatste rolpaal die langs de Vliet tussen Leiden en Delft te vinden is. De rolpaal is een aandenken uit de tijd dat de trekschuit nog een belangrijke plaats in het binnenlandse vervoer innam. De rolpaal staat dan ook niet toevallig aan het Jaagpad, dat hier tussen het begin van de zeventiende en de negentiende eeuw als zodanig in gebruik is geweest. Wie goed kijkt ziet op het Rijswijkse Jaagpad nog een aantal aanwijzingen voor het gebruik van de trekschuit. Zo heeft een aantal bruggetjes aan dit voormalig jaagpad aan de waterzijde een zeer lage, afgeronde leuning waardoor het touw waardoor de trekschuit voortbewogen werd niet vast zou komen te zitten.
Bocht
De naam rolpaal, ook wel rollepaal of rollerpaal, is afkomstig van de beweegbare rol die aan de paal bevestigd is en waarlangs het touw van de trekschuit gevoerd werd bij het omgaan van een bocht. De rolpaal moest voorkomen dat de jager de schuit tegen de kant optrok bij een binnenbocht (naar rechts). Een dergelijke bocht in de Vliet is en was op deze plaats echter niet te vinden. Hoewel de rolpaal wel naast een karakteristieke jaagbrug ligt, ging de trekschuit met bestemming Delft hier gewoon rechtdoor. De afwatersloot diende alleen voor de afvoer van water uit het naastgelegen gemaal. De rolpaal heeft ook een aantal jaren aan de andere zijde van het bruggetje gestaan, maar ook dat is niet de oorspronkelijke positie van deze paal geweest.
Rolpalen komen al op afbeeldingen uit de achttiende eeuw voor. Oorspronkelijk waren de rolpalen van hout, maar in de negentiende eeuw werden deze met name van ijzer gefabriceerd. De rolpaal heeft geen zichtbare merktekens van de fabriek waar hij gefabriceerd is. De gebruikte zware klinknagels wijzen op een laat negentiende eeuwse datering. De paal is anno 2004 helaas zwaar verroest en de rol draait niet meer.
Trekvaarten
De Haagse Trekvliet dateert uit ongeveer 1340. Via deze route werd aansluiting gevonden op de Vliet die tussen Leiden en Delft stroomt. Oorspronkelijk werd op dit traject van zeilboten gebruik gemaakt, maar in 1618 kwam de eerste trekschuitverbinding tussen Leiden en Rotterdam tot stand. De trekschuit was een platbodem die door een paard (of trekker) met een jager werd voortgetrokken. Hiervoor werd een apart jaagpad aangelegd aan de zuid-oostzijde van de vaart. In 1637 was dit gereed tussen Leiden en Delft en in 1638 was ook de aansluiting van Den Haag via het jaagpad langs de Trekvliet gereed.
Onder stoom
Het eind van de trekschuit was een gevolg van de verdergaande ontwikkeling op vervoergebied. De spoorverbinding die tussen 1843 en 1847 tussen Amsterdam en Rotterdam werd aangelegd was de eerste stap hierin. De paardentramlijn die in 1866 tussen Den Haag en Delft werd geopend betekende het einde van de reguliere beurtveer zoals die meer dan twee eeuwen gefunctioneerd had. De schippers bleven echter nog hun schuiten trekken, maar nu op basis van zelfstandig ondernemerschap. Op het traject bleven tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw (!) schippers actief als jager van vrachtverkeer.
Herinnering
De Delftse Vliet was eind negentiende eeuw al verbreed om het gebruik van de grotere stoomboten mogelijk te maken. De verbreding had met name plaats aan de kant van het Jaagpad, waardoor het oorspronkelijke jaagpad eigenlijk verdwenen is. Waarschijnlijk is de Rijswijkse rolpaal van elders overgebracht naar dit stukje jaagpad. Het trac� langs de Vliet van Leiden naar Delft is na al die jaren nog steeds vol aan herinneringen aan de periode van de trekschuit.
Michael Brekelmans
Bronnen:
- J.C. Bottema, “Het beurtveer tussen Den Haag en Delft”, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk, 1986, p. 89-105.
- W.P.C. Knuttel/M. Brekelmans, Boerderijen en bedrijfsmonumenten. Monumenten in Rijswijk, Rijswijk 1987.
- J.J. Havelaar, A.G. van der Horst en C. De Kler, “Als men met de Trekschuiten van Delf den Hage inkomt…” De oude haven van Den Haag, Den Haag 1998.