Haagvaarder 38 (hoofdartikel)
Klein Hollywood in park Oosterbeek
“Wablief? Den Haag Filmstad? Nooit van gehoord! Voor speelfilms moet je in Hollywood zijn of in Amsterdam, maar niet in Den Haag”. Dit zou de reactie kunnen zijn van een omvraag onder Hagenaars naar het filmisch verleden. Dat Den Haag een heuse speelfilmfilmindustrie heeft gekend weten maar weinigen. Aan de Haagse filmproductie is onlosmakelijk de naam verbonden van Loet C. Barnstijn (1880 – 1953). Hij begon zijn loopbaan in de film als bioscoopexploitant. Zo bezat hij van 1915 tot 1921 Thalia in Den Haag. Nadien produceerde en verhuurde hij speelfilms in binnen- en buitenland. In het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw richtte de Haagse filmtycoon de Loet C. Barnstijn Filmstudio en Laboratium NV op.
Tweede filmstudio van Nederland
Barnstijn bouwde in 1935 op het landgoed Oosterbeek (achter Clingendael) zijn Filmstad: de tweede moderne filmstudio van Nederland (Cinetone in Duivendrecht was in 1933 de eerste). Een deel van de bestaande bebouwing die hoorde bij het landgoed werd door Barnstijn in gebruik genomen. Het tuinhuis werd verbouwd tot portierswoning, de stallen veranderden in twee chauffeurswoningen en het filmlaboratorium werd aan het tuinpaviljoen gebouwd. In 1936 werd onder meer de speelfilm Merijntje Gijsen in zijn studio opgenomen. Over de productie van de film schreef de auteur A.M. de Jong een buitengewoon aardig boek ‘Merijntje in Filmland’. De publicatie omvat een vrijwel complete beschrijving van de Haagse filmstudio’s.
Padvinders in het transformatorhuis
Toen in mei 1940 de Duitsers Nederland overvielen, verbleef Barnstijn in de Verenigde Staten. Als joodse man had hij daarmee het geluk aan zijn zijde. Minder gelukkig was zijn Filmstad. De studio werd door de Duitsers gekocht en aan de UFA overgedragen. Deze bekende Duitse filmmaatschappij maakte onder meer de nazifilm Rembrandt van regisseur Hans Steinhoff in Filmstad. Daarnaast gebruikten de bezetters het landgoed om V1’s en V2’s af te monteren. In april 1944 voerden de Engelsen een bombardement uit op het landgoed. Hierbij werd een groot deel van Filmstad vernield. Wat er nog restte van de bebouwing kreeg na de Tweede Wereldoorlog een andere bestemming. De portiers- en chauffeurswoningen werden verhuurd aan particulieren, het enorme transformatorhuis kwam in handen van een groep waterpadvinders. In het gebouw waar de filmkluis, decoropslag en de previewzaal had gezeten, begon Loet Barnstijn na de oorlog opnieuw met filmdistributie. In 1950 vertrok Barnstijn voorgoed naar de Verenigde Staten. Het gebouw met zijn kantoor en filmopslag werd in gebruik genomen als atelierruimte voor Haagse kunstenaars; een functie die het nog steeds heeft. In de zomer van 1945 kreeg de zwaar beschadigde portierswoning een nieuwe bewoner, de marionettenspeler Don Vermeire (86). Hij woont nog steeds op deze bijzondere plek op de grens van Den Haag en Wassenaar. Aan de voormalige portierswoning herinnert alleen nog een schuin geplaatst raam in de gevel van het huis waar ten tijde van Filmstad een loket zat. Langs het loket liep een betonnen pad naar een houten kastje met prikklok aan de poort.
Geen plaquette
Wie een kijkje neemt in park Oosterbeek vind daar behalve veel natuurschoon nergens een blijk van memorie van Filmstad. Nergens een bordje of een plaquette die het trotse filmverleden gedenkt. In december 2003 doet zich een mooie gelegenheid voor om daar wat aan te doen. Dan is Loet Barnstijn 50 jaar geleden overleden in New York. De naam Filmstad bleef in het Haagse spraakgebruik bestaan tot in de jaren zestig als voetbalterrein.
Hans Pars
Bronnen:
- vraaggesprek met Don Vermeire in november 2002
- B. Reynhoudt, “Loet C. Barnstijn, de man die Filmstad bouwde”, Skoop aug. 1981, p.17-23