Haagvaarder 33 (hoofdartikel)
Haags havenerfgoed, Portaaltopkraan No. 2198
Kwam de havenkraan in de Binckhorst – grijperdraaikraan No. 390 uit 1955 – vorig jaar helaas op de schroothoop terecht, behoud van een andere havenkraan lijkt nu wèl binnen handbereik. Het gaat om een Portaaltopkraan uit 1968 waarmee jarenlang zand en grind gelost werd voor de betoncentrale Fabriton. Het is één van de twee laatste kranen aan de Laakhaven, kortgeleden opgekocht door de gemeente. De andere kraan aan de Calandkade is van bouwmaterialenhandel Verhulst.
SHIE-bestuursleden zijn al geruime tijd in gesprek met de gemeente om de laatste resten industrieel erfgoed te behouden van de Laakhaven, waaronder uiteraard de monumentale havenkraan. Insteek daarbij is inpassing van het ensemble in een stedenbouwkundig bedrijfsterrein voor het gebied rond de voormalige Petroleumhaven. Mede met het oog hierop is de Stichting Haagse Historische Binnenhavens opgericht.
Conrad Stork
Tot voor kort prijkte niet alleen de naam van betoncentrale Fabriton uit 1958 boven de ingang aan de Neherkade, maar ook die van de vroegere zand- en grindhandel Gebr. J & K Herweijer. De oud-directeur van het gelijknamige bedrijf aan de Binckhorstlaan, de heer H.A. Herweijer (84), herinnert zich nog de tijd dat er wel zo’n zes a zeven kranen aan de Laakhavens stonden.
In 1972 werd voor Fabriton Portaalkraan No 2198 aangekocht en eenzelfde exemplaar No 2199 voor Verhulst. De kranen, in 1968 door Conrad Stork in Haarlem gebouwd, werden eerst gebruikt voor de Albatros Superfosfaatfabriek bij Kralingse Veer. Beide kranen werden later, vermoedelijk in delen over water, naar de Haagse Laakhavens vervoerd. Reizigers, die Hollands Spoor in zuidelijke richting verlaten of vandaar de stad binnenkomen, kunnen de markante machinerieën vanuit de trein aanschouwen.
Hijsen, zwenken, toppen en rijden
Het begrip ‘portaalkraan’ houdt in dat andere transportmiddelen, zoals de rijdende betonmolens (truckmixers) onder de kraan kunnen doorrijden.
De ‘electrische portaaltopkraan voor grijper- en palletbedrijf’ is ook geschikt voor stukgoed. Op de kraan kan men lezen dat het hefvermogen 3,5 ton bedraagt en de vlucht maximaal 17 en minimaal 6 m. is. Uit archiefbescheiden blijkt dat de hefhoogte ruim 20 m. bedraagt, de hefsnelheid 60 m. per minuut is. De kraan kan in die tijdspanne twee maal om z’n as zwenken en 30 m. over de rails rijden. De spoorwijdte is 4 m. Hijsen, zwenken, toppen en rijden worden vanuit een hoge cabine bestuurd.
Op de constructietekening is te zien wat ’toppen’ betekent: de giek wordt met een maximale snelheid van 45 m. per minuut op en neer bewogen met behulp van lierwerk in een op het machinehuis opgestelde toren. Zo kan men, in tegenstelling tot een vaste giek, zonder veel te rijden, gemakkelijk alle plekken bereiken die binnen het kraanbereik, de ‘vlucht’, liggen.
Vluchtstandaanwijzer
Het bedienen van een hijskraan is geen sinecure: voor een topkraan is daarbij een zgn. vluchtstandaanwijzer onontbeerlijk. De kraanmachinist kan zo de op- en neergaande beweging van de giek – het toppen – controleren en daarmee in één oogopslag de plaats van de grijper bepalen. Hij weet daardoor in hoeverre de maximale vlucht is bereikt zonder dat de installatie automatisch bij het bereiken hiervan wordt uitgeschakeld.
Heemaf leverde de elektrische onderdelen en schreef in een onderhoudsvoorschrift (uit 1954): ‘Het kraanbedrijf kan gerekend worden onder de bedrijven, waarbij aan motoren en apparaten de hoogste eisen worden gesteld..vooral voor kranen, welke niet door geoefende kraandrijvers worden bediend’.
Cees de Kler
Informatie:
- de heren H.A. Herweijer en L.H. Vos (oud dir. Fabriton)
Bronnen:
- bedrijfsarchief Nelcon BV te Rotterdam en eigen documentatie