Haagvaarder 31 (hoofdartikel)
Haagsche Tijd, Huygens en Haagse klokken
Een essentieel onderdeel van de geschiedenis en uitvoering van de tijdaanwijzing is in Den Haag geboren. En wel in de persoon van Christiaan Huygens, de zoon van de beroemde staatsman Constantijn Huygens (1596-1687). Christiaan leefde van 1629 tot 1695. Tot 1687 woonde hij aan wisselend aan het Plein in Den Haag of in Parijs in 1681 keerde hij definitief terug naar Nederland en vestigde zich na 1687 op Hofwijck in Voorburg. In 1656 vond hij het slingeruurwerk uit. Tot vandaag de dag wordt zijn ontdekking, weliswaar doorontwikkeld, nog altijd in mechanische uurwerken toegepast. Hij liet zijn uitvinding door de Haagse uurwerkmaker Salomon Coster vervaardi¬gen. In 1659 overleed Salomon Coster nadat hij vermoedelijk elf van de zogenaamde Haagse klokjes vervaardigd had. Wereldwijd bestaan er nog vijf, die in musea staan. Na Salomon Coster zijn ook Severijn Oosterwijck, Pieter Visbagh en Johannes van Ceulen klokken met slinger gaan bouwen.
De toepassing van de slinger werd daarna door iedereen die uurwerken bouwde overgenomen en verbeterd. De Haagse klokkenmakers verloren hun exclusiviteit, maar bleven bij het type Haagse klok en lieten zich weinig door andere trends beïnvloeden. Rond 1700 waren de klokkenmakers van het eerste uur overleden. Er ontstond landelijk vraag naar staande klokken die wel in Amsterdam en Rotterdam gemaakt werden, maar minder in Den Haag. Ook de import van uurwerken vanuit Engeland deed de eigen productie afnemen.
De handelsgeest leerde dat je beter en goedkoper een compleet uurwerk in Engeland kon kopen en er dan in Nederland een kast bij laten bouwen. Ten onrechte werd er dan wel de naam van een Haagse leverancier opgezet als zijnde de maker. In de uurwerkmakers wereld heeft men zich afgevraagd hoe een Nederlands Gilde zoals dat in die tijd bestond voor Haagse klokkenmakers heeft kunnen toestaan dat ze veel importeerden en daar hun eigen naam als maker aan verbonden.
Enkele namen die op Haagse staande klokken voorkomen zijn o.a. Johannes van Ceulen le Jeune, Pieter Quackelsteyn Johannes Brederode, J.W. Uyllenhaake allen werkten in de periode van 1700 tot 1800.
Na 1800 was het met de eigen klokkenbouw in Den Haag gedaan. De behoefte aan uurwerken werd gedekt door andere steden en door het begin van de industrialisatie door import uit andere landen. Kort na 1900 kwam er nog een korte opleving.
De firma H.Th.F. van Wijk richtte waarschijnlijk rond 1908 een bedrijf op dat zich ging specialiseren in de vervaardiging van staande klokken naar achttiende-eeuws model. Later kwam ook zijn zoon F.J.A. van Wijk in het bedrijf, dat gevestigd was aan de Lange Poten 11. Als signering werd toen H.Th.F. van Wijk en Zoon gebruikt. Deze zoon verdiepte zich in de geschiedenis van de staande klokken en vervaardigde een brochure waarin hij concludeerde dat het jammer was dat de laatste honderd jaar geen fraaie staande klokken met speelwerk meer werden vervaardigd. Zijn bedrijf deed dit wel weer en mocht in 1918 een staande klok voor koningin Wilhelmina maken. Het succes van de fa. van Wijk inspireerde de firma Riel en De Graaf ook tot het maken van staande klokken. Dit laatste bedrijf was werkzaam vanuit de Kazernestraat 114 en bestond tot ca. 1935. Verder was er nog de Stijlklokkenfabriek C.J.H.Sens gevestigd aan de Nieuwe Molstraat, later Celebesstraat. De firma kwam in 1920 voort uit een metaalwarenfabriek en vervaardigde aanvankelijk pendules. De firma was als stijlklokkenfabrikant werkzaam tot ongeveer 1975.
Hierna was het met de Haagse klokkenproductie afgelopen. In navolging van de 17e-eeuwse handelsgeest waren er wel enkele belangrijke Haagse handelshuizen voor klokken en wekkers.
Arjan Barnard, Rijksgediplomeerd uurwerkmaker.
Bron:
- Adresboek van ‘s-Gravenhage
- Haagsche Courant, 28 januari 1952, 26 april 1958, 24 januari 1970