Echo’s van de werkvloer
M.M. Blom, Gevamo
De publiciteit rond het jubileum van de SHIE in februari 2019 en de aandacht voor het project Echo’s van de werkvloer leverde verschillende reacties op. Uit diverse hoeken meldde zich mensen, die interessante informatie over het Haagse industriële verleden konden verstrekken. Eén van hen was de heer Blom uit Laak. Hij woont nog steeds op de plek waar zijn ouders begonnen en van waaruit zijn vader werk zocht als los werkman. Zelf ging hij al vroeg met hem mee en vond in de Laakhaven zijn eerste vaste baan bij de handelsonderneming Gevamo (Gebroeders Van Mourik)
“Mijn vader werkte ook in de Laakhaven. Hij was los werkman en werkte op heel veel plekken en als kind ging ik dan wel eens brood brengen. Wagons lossen, meeste was cement lossen bij de firma Buis de Centrale, bij De Lint, bij Doelfray daar losten ze krijt.
Het was gewoon een uitzendbureau van vroeger, zeg maar. Maar het meeste loste hij cement bij de firma Buis. Dat ging op een lopende band, die zakken werden stuk voor stuk, ja je kunt het je nu niet meer voorstellen, stuk voor stuk in zo’n schip geladen en dan hier naar toe gevaren en dan werden ze met de hand eruit gelopen, het pakhuis in. Werd een trap in het ruim omhoog gezet en dan liepen ze cement omhoog, balen van 50 kg., week in week uit.”
“Toen ben ik op mijn veertiende gaan werken en hoe weet ik niet meer, ik ben bij Gevamo terecht gekomen die zat in de 2de Waldorpdwarsstraat, tegenover de Atam. Naast de Gevamo had je de Coca Cola zitten, die hadden allemaal Commer vrachtwagentjes. Dat waren van die open vrachtwagentjes waar ze die kisten over een ijzer staafje heen zetten, zodat ze er niet af konden vallen. Er stonden 10 misschien wel 15 van die auto’s in die straat en die werden allemaal geladen voor de andere dag dat ze zo weg konden rijden en er werd helemaal niet afgestolen.
Nou die Gevamo had drie vrachtwagens, een Opel Blitz, een oude Bedford en later een nieuwe Bedford. Daar deed ik magazijn werk eigenlijk. Die verkochten Omo, Radion, Driehoek, Zebra zeep, eigenlijk allerlei zeepartikelen – groothandel – sponsen, zemen, bleekwater, zoutzuur, spiritus, ammonia. En die flessen als ze dan leeg terugkwamen die moesten dan gespoeld worden en dan werden die opnieuw gevuld en dat deed ik dan. Dat zoutzuur kwam dan uit Delft in die hele grote mandflessen”.
Hoe ging dat dan van die grote flessen..?
“Die grote flessen, dan kreeg je een gewone rubberslang, als je die dan zo snel naar de grond richtte dan ging ie lopen. Dan kneep je hem dicht en dan vulde je die fles. Fles vullen, dicht knijpen, volgende fles. Dat was met dat zoutzuur. Nou met spiritus in wezen hetzelfde. Dat waren hele grote vaten. Ik denk van 250 – 300 liter. Nou voor ammonia hadden ze een hele grote tank staan. Ik denk van 2.000 liter en die werd dan gevuld door een tankwagen. Daar werd gewoon een slang aangezet en dan kon je hem open draaien.”
Die flessen kwamen terug, zegt u, en die werden ook gereinigd?
“Ja, gespoeld in een grote bak daar werd dan water ingegooid en dan moesten de etiketten eraf weken en nieuwe etiketten erop. Die flessen waren allemaal hetzelfde formaat.”
Jullie hadden dan gewoon voor de firma’s, die jullie voerden, verschillende etiketten?
“Ja, dus die flessen werden dan gevuld. Dan had je een bakkie, een stapeltje etiketten ernaast. Dan haalde je het etiket over een lijmrol, een etiket erop en hup zo tot het klaar was natuurlijk. Als het heel druk was dan liepen er twee oude baasjes, twee 65-jarigen, die stonden de hele dag de flessen te spoelen. En als het dan heel druk was dan reed ik even naar de Sierkan dan haalden we een paar melkbussen en dan werd de stoomslang in de melkbus gegooid. Zo’n hele dikke slang die moest je goed beet houden, want als je die opendraaide dan ging die alle kanten op. Dan werden die bussen met kokend heet water gevuld. Gauw naar die bak gereden, in die bak gestort dan vlogen die etiketten eraf.
De lege bleekwaterflessen deden wij niks mee, want naast ons zat de Grada en ik heb later pas gerealiseerd dat dat hele pand waarschijnlijk van de Gevamo was, maar dat de Grada dat stukje onderhuurde en daar zijn bleekwater maakte. Daar zaten een stuk of tien vrouwen aan de lopende band allemaal die flessen te vullen en te etiketteren, maar die maakte bleekwater voor iedereen. Dus dan draaiden ze 100 kisten Grada bleekwater en dan 50 kisten Gevamo bleekwater en dan 60 kisten Verseveldt bleekwater en noem zo maar op.
Dat heb ik twee jaar vol gehouden. Ik ging ook wel met de wagen mee, dus verdelen bij de klanten, Westland, Leiden. Leiden hadden ze veel petroleumboeren als klant. Die gasten hadden pakhuizen, zeg maar, een bestelauto en die hadden een wijk daar venten ze het uit en ook de petroleum. Ja had hele grote erbij die namen tientallen zeepdozen en kisten af en je had hele kleintjes erbij, waar je een paar kisten bleekwater bracht. Volgens mij kwam hij oorspronkelijk uit Leiden. Hij zat eerst op de Hoge Rijndijk in Leiden ook, de Gevamo.
We leverden ook aan De Salamander spiritus. Als die een bestelling plaatsten was het gelijk 100 kisten spiritus tegelijk. Die zat om de hoek. Of die eigen bleekwater hadden, dat weet ik niet meer, volgens mij ook. D’r zat een plastic dopje op, wij hadden een blauw dopje, de Grada had een oranje dopje, er waren er die hadden hun eigen dopje, Végé die hadden ook hun eigen bleekwater met een geel dopje.”
U bent na de lagere school gewoon gaan werken.
“Ja, gaan werken bij de Gevamo. Nee, mijn allereerste baan was een schillenboer daar heb ik drie weken gewerkt, maar die betaalde me niet uit die verzoop alles. Dus die tel ik niet mee. Toen ben ik bij de Gevamo gaan werken. Toen ben ik leerling stukadoor geworden dat heb ik een half jaar volgehouden. Daar lieten ze me al het rotwerk doen. Toen ben ik bij de NBM gekomen op de Binckhorst. Bijscheppen bij de knijper. Knijper laten ze in het ruim zakken, knijp dicht, blijven er restjes liggen, in het schip, en die moet je dan op de hoop gooien tot het schip weer heel mooi schoon is. Daar heb ik een maand of twee, drie gewerkt. Toen hebben ze me ontslagen toen ben ik in Rijswijk in de haven terecht gekomen, zand en grint lossen. Dat was bij de Mortelunie, heette dat vroeger, van der Heuvel zand en grint. Daar heb ik jaren achter een bak gelopen. Dat zegt u waarschijnlijk ook helemaal niets? Dan hebben we een schip dat komt aan met zand. Dan ligt er een schip naast die heeft een mast en giek, die mast en giek zit een draad aan die leggen ze naar het zandschip en langs die draad, heel kort gezegd, die naar het zandschip loopt, zit een bak. Die bak moet je het ruim in trekken en die man die op het tussenschip staat die liert dat zand omhoog en die stort dat neer. Dan stond ik … die bak komt dan aanlopen langs die draad die moet je dan beetpakken naar beneden trekken, insteken. Op een bepaald moment zeg maar dat ie net vol is, dan hup en dan kiept ie h’m leeg en zo week in week uit.. zand en grint.
Daarna ben ik weer gaan stukadoren. Uiteindelijk mijn vak geworden, ja maar ik heb er dingen tussendoor gedaan. Toen ik dat een beetje onder de knie had, ben ik naar Duitsland gegaan heb ik een jaartje of twintig gewerkt zo week in week uit, wel terug naar huis en dan ’s maandags weer naar Duitsland….
Vroeger als ik niet veel te doen had, ging ik naar de Amstel altijd. Daar werkte m’n vader ook los om de schepen te lossen en te laden.”
Waar zat die precies die Amstel?
“Naast Hus, je had Minos, Hus, door zat nog wat onbeduidends tussen, dan had je de Amstel en daarnaast zat de PAM, benzine maatschappij, petroleum en daarnaast zat Doelfray. Escher, zegt u dat wat?
De Amstel zat tegenover Escher. Dat is eigenlijk van huis uit een ijsfabriek geweest, want heel die ijsfabriek, die toen ik er werkte, die stond daar nog, maar die was buiten bedrijf. Die maakte die staven ijs voor café’s en dergelijke. Later zijn dat koelkasten geworden natuurlijk.”
Zij leverden aan café’s en zo.
“Dat was het depot van Amsterdam in Den Haag. Iedere dinsdag kwam er een schip of twee, lag eraan hoe druk het was natuurlijk, zo’n platbodem. Nou die moest dus gelost en geladen worden en daar kwamen de loswerkmannen altijd. Werken en der eigen klem zuipen, gratis bier natuurlijk.”
U heeft verteld van die losse werknemers? Hoe werkte dat precies, hoe kwam u nu aan werk?
“Nou, wat ik al zeg, een uitzendbureau. Aan de overkant woonde Piet de Muis, die was wel belangrijk. Dat was een groep van werklui, zeg maar 10 tot 20 man, ik weet het niet hoe groot die groep was. En daar was er één die organiseerde het werk, dat was die Piet de Muis. D’r had niemand telefoon, behalve Piet de Muis die had telefoon, dus als Centrale Handelsmaatschappij Buis 10 man nodig had om z’n schip cement te lossen: ‘Meneer Muis ik heb morgen of overmorgen 10 man nodig’. Het eerste uitzendbureau. Nou Piet de Muis wist dat om 16.00 uur. Wat deden ze dan? Dan hadden ze een verzamelpunt ’s avonds om zeven uur bij de Laakbrug waar de politiecel stond, kwamen ze samen en dan zeiden ze jij daar, jij daar, jij daar.. Werd het werk daar verdeeld. Later kwamen ze ook steeds hier vragen bij Piet aan de deur van: ‘waar ken ik morgen heen, is er morgen werk?’ Zo werd dat georganiseerd eigenlijk.
Nou de een was goed in wagons lossen, de ander was goed in cement lossen die ging heel graag naar het bier. Allerlei soorten hand en spandiensten waar ze werk in hadden.
Heel raar, kolenbedrijven. Dus ’s zomers hadden de kolenboeren geen deuk te doen en ’s winters als het water dicht gevroren was of de bouwerij stil lag en er weinig cement verkocht werd, gingen ze in de kolen. Zo had je de wisselwerking. Ze waren bijna nooit zonder werk, omdat ze op hun manier ook vaklui waren, want ze konden alles. Wat ik net schetste, cement opstapelen 30 balen op elkaar in een bepaald ding en een schip lossen, losse balen cement. Je kon niet zo maar beginnen met lossen. Nee, je moest een beetje daar en beetje daar, beetje daar omdat ie scheef ging, dat schip kon breken. Als je te veel aan een kant eruit haalde. Dus dat waren echt wel vaklui.
Nou ja, stenen laden en lossen. Er kwamen stenen uit de steenfabrieken in Nederland. Dan werden ze ergens langs de Maas op een wagen gezet, los, 5-7 stuks, stenen opstapelen, die werden naar de werf gereden, bij Buis, werden ze op tassen gezet door 5 – 6 man in zo’n grote vrachtwagen, keren en dan weer optasten en de andere dag werden ze weer opgepakt om naar de bouwerij gebracht te worden …
Hoe ik nou ooit bij die Gevamo terecht ben gekomen? Volgens mij ben ik daar gewoon gaan solliciteren. Wat me ook nog heel lang bij gebleven is: we hadden een concurrent en die naam is me ontschoten, het was niet Verseveldt die zat op de Viallantlaan, dat weet ik, maar nog eentje en die had dus als je het kwam halen dat je voor zeep 10% korting kreeg, want er hoefde geen vrachtwagen, maar die baas van mij die zei ze kennen ze halen zoveel als ze willen maar 10% korting zit er niet in. Later kreeg je dus de Makro, Konmar, … dus geen vooruitziende blik gehad die man. Ik denk dat ze ook failliet zijn gegaan. Ja toen kwamen ze met een plastic flesje bleekwater, nee dat is niks, dat hoort in glazen flessen. Ja, dat was natuurlijk een te grote investering, denk ik, voor zo’n klein bedrijf.”
Hoeveel mensen werkten daar?
“Je had de baas, je had drie chauffeurs, we liepen met z’n drieën in het magazijn, dat is drie chauffeurs, twee bijrijders, want wij gingen af en toe mee, dus dat is vijf , een man of 11 – 12 was het toch wel. Ik verdiende twaalfenhalve gulden in de week en dan kreeg ik vrijdag een doos sponsen mee, ca. 200 stuks, een hele grote doos op m’n fiets. Ik weet niet hoeveel sponsen erin zaten en daar zaten etiketten in van, laat maar zeggen, Leverzeep en dan moest er een etiketje in waarop Gevamo stond. Daar kreeg ik een knaak voor. Dat deed ik in het weekend. Mooi hè?
Nou als dat dan weer gedaan was dan nam die vertegenwoordiger, die oude Van Mourik, dat was vader en zoon, volgens mij waren het vroeger twee broers, het was Gebroeders van Mourik, die namen dat dan mee en verkochten dat aan de winkels.
D’r was een heel groot magazijn, ik denk 40 meter of 50 meter misschien. Stond een rollerband in het midden dan kreeg je een blaadje en daar stonden de bestellingen op. Zeg maar Pietje Patat drie dozen Radion, een doos soda, nou wat je allemaal nog meer… wc-papier. Nou dat zette je dan neer, volgende bestelling daarachter, de volgende bestelling daarachter, en dat werd dan zo op bestelling in de vrachtwagen geladen.”
Op route ook?
“Ja, die stond achterop die konden ze zo pakken. Dat was wel slim gedaan. Als dan ’s avonds en ’s middags die vrachtwagens kwamen dan moest je met z’n allen die vrachtwagens lossen. Lege goed werd buiten gezet van zoutzuur en dergelijke en de bleekwaterkisten die gingen gelijk om de hoek om ook weer gevuld te worden.”
“Ik heb bij de TV gewerkt. Ik heb bij het schaatsen gewerkt bij het spandoeken ophangen. Ja, een gevarieerd leven gehad. Ik ben over de hele wereld geweest. Met dat schaatsen, d’r kwam net in zwang dat je die reclame rond de baan kreeg. Nou die man had de rechten gekocht en ik zat bij de televisietoestanden een beetje te rommelen. Toen zei ie joh, kom maar bij mij. Nou een paar jaar gedaan. Nou ja mooi werk? Als je 20 keer op Heerenveen geweest ben dan heb je het ook wel gezien, maar veel reizen dat was wel leuk. Japan geweest, Korea geweest, Amerika, Canada. Dus ik mag niet klagen, klaag toch niet hoor, maar … klagen heb geen zin”.