Haagvaarder 99 (hoofdartikel)
Door de smalle Haagse grachten
De Hofvijver kan wel als het bekendste historische water in het centrum van Den Haag worden aangemerkt. Rond het Binnenhof lagen ook grachten, die voor de afwatering verbonden waren met het Spui. Deze spuigracht werd in de 15de eeuw verbreed en doorgetrokken tot de Vliet en vormde een belangrijke verbinding van het dorp Die Haghe met het achterland. Over het water konden voedingsmiddelen en grondstoffen voor de nijverheid naar het centrum worden getransporteerd. Ook voor personenvervoer vormde het water een belangrijk route en tevens de meest comfortabele, want wegen waren nog niet veel meer dan hobbelige zandpaden die bij regen in een modderpoel veranderden.
De oude haven
In het begin van de 17de eeuw ontwikkelde het gebied rondom het Spui zich tot een binnenhaven met diverse grachten, zoals de Ammunitiehaven, de Turf- en Houtmarkt, de Amsterdamse en Stille Veerkade. Alleen de namen van deze havens leven nog voort. De naamgeving was uiteraard verbonden aan de handel of beurtvaartdiensten die er op de kades van deze grachten plaats vond of kantoor had. In het kader van milieuvervuiling, een typisch 20ste-eeuwse term, werden in de 19de eeuw de grachten gedempt. Daarmee verdween de historische bedrijvigheid op en rondom het water in de binnenstad. Jacob van der Does beschreef het nog in 1668 als een levendig havengebied: “Soo dat geduerich hier gewoel is, en groot leven”.
Grachtengordel
De meest uitgebreide toevoeging aan het bestaande grachtenstelsel van de oude haven in het Spuikwartier vormden de singelgrachten. Dit water werd als verdedigingswerk rondom het dorp in de periode 1613 – 1619 aangelegd op initiatief van Prins Maurits. In eerste instantie waren de singelgrachten verdedigingswerken, ondanks dat ze slechts één keer zo hebben gefunctioneerd in 1672, het rampjaar, maar al snel werden de grachten ook benut voor de scheepvaart. Eeuwen bleef dit transportsysteem voor de kleine houten schepen in stand en van het grootste belang voor de aanvoer van goederen, voedingsmiddelen en bakstenen voor de staduitbreidingen in de 19de eeuw, aan de buitenzijde van de grachten.
Het merendeel van de schepen dat de Haagse grachten doorkruiste, had een lading van 30 tot 60 ton. Scheepstypen die voor kwamen waren de poon en de praam, gebruikt voor landbouwproducten en de laatste ook voor turf, vee en mest. De schepen werden binnen de stad geboomd en daarbuiten kon er een zeil bijgezet worden. Verder was er de categorie kleine schepen in deze regio zoals de bok (15 tot 30 ton) voor turf, hooi, modder en stadsafval en nog kleiner de zomp en het schouwtje. De Haagvaarder of Hagenaar vormde een specifiek scheepstype behorend tot de grotere inhoudsklasse, dat geheel aangepast aan de smalle Haagse grachten en dito bruggen hier veel te zien was. Vaak werden de te grote schepen voor de stadsgrachten buiten de stad, bijvoorbeeld in de Vliet, overgeladen op Haagvaarders, die vervolgens de stad in voeren.
De grachtengordel heeft ook uit stedenbouwkundig oogpunt een belangrijke rol gespeeld. Bij de uitleg van nieuwe stadsdelen vormde de waterstructuur het uitgangspunt. Tot ca. 1840 waren de singels ook de buitengrens van de stad.
Herontdekt water
Water was tot ver in de 19de eeuw en zelfs nu nog essentieel voor het transport, tegenwoordig bijvoorbeeld voor grondstoffen voor de cementcentrales en de asfaltfabriek en voor de afvoer van het huisvuil. De laatste decennia wordt de recreatieve waarde van de grachten ook steeds meer onderkend en is het ook een geliefde plek om aan te wonen. De singelgrachten vormen de laatste historische overblijfselen van het oorspronkelijk wijdvertakte waterwegennet van Den Haag. De singels zijn daarmee de watermonumenten van de stad.
Koos Havelaar
Bronnen:
J.J. Havelaar, A. te Hoonte en A.G. van der Horst, Bedrijvigheid aan Haagse grachten, Den Haag 1995
J.J. Havelaar, A.G. van der Horst en C. de Kler, ‘Als men met de Trekschuiten van Delf den Hage inkomt…’, Den Haag 1998