Echo’s van de werkvloer
De Sierkan, het verhaal van mevrouw Nel Visser
Eén van de oud-werknemers in de zuivelbranche die we enige tijd geleden uitgebreid spraken was mevrouw Visser. Zij was gedurende enkele decennia filiaalhoudster van de Sierkanwinkel aan de Van Deventerstraat.
“Ja, ik was winkeljuffrouw zoals het destijds heette en filiaal houdster is het uiteindelijk toen geworden. Want ik had een filiaal en ik woonde daar ook. Dat was in de Hendrik van Deventerstraat, hoek Frederick Ruysstraat. Ik ben begonnen in de Abrikozenstraat. Dat was mijn eerste winkel. Ik was toen zeventien jaar. Op m’n zestiende zeventiende jaar ben ik begonnen, want daarvoor was ik te klein. Konden ze me niet gebruiken. Gelukkig voor mij dat ik weer naar school terug ben gegaan. Dus heb ik toch wel een school af kunnen maken. Wat in die tijd ook een heel gebeuren was. Want het was niet zo vanzelfsprekend in die tijd, want je moest werken. De werkloosheid was zo groot in die tijd, crisistijd.”
Bent u in de Abrikozenstraat lang geweest?
“Ik dacht een jaar of zo. Ze konden je verplaatsen als het hun uitkwam en dat gebeurde ook. Dus ik ben naar verschillende winkels gestuurd, gewoon. In de oorlogstijd, dat was heel bijzonder. Daarin heb ik wel het nodige beleefd. Dat was op de Conradkade, op de hoek van de Weimarstraat. Daar heb ik de oorlogsjaren doorgebracht. Van ’39 tot en met ’45. In 1946 ben ik filiaalhoudster geworden. Dat was in de Hendrik van Deventerstraat. Daar heb ik zo’n 22 à 23 jaar gewerkt en gewoond, in gehuwde staat. Dat mocht toen eigenlijk niet, nee… Achter, twee uitbouwkamers, twee natte uitbouwkamers. Dat ik er nog ben dat is een wonder. De verbouwing nog meegemaakt en toen hebben we in die uitbouwkamer, ik weet niet meer hoe dat gegaan is, ik heb er nog gewinkeld want de winkel werd helemaal verbouwd, in 1956.”
U woonde er dan ook nog?
“Ja, achteraf snap ik het allemaal niet, maar we hebben het gedaan. Door ons eigen bouwbedrijf, de Sierkan had een eigen bouwbedrijf, allemaal eigen mensen.”
De Sierkanwinkel spreekt nog steeds bij veel mensen tot de verbeelding, maar hoe zag de inrichting van zo’n winkel er nou eigenlijk uit?
“De kleur was altijd groen, met spiegels aan de achterkant, een buffet waarop al de glazen stonden, elke winkel had een lunchroom, daar werd koffie en thee geschonken en dat was bijna altijd bezet en wie kwamen daar dan? Mensen die niet naar de kroeg gingen. Dat waren de ondernemers, de boterboeren zoals wij dat dan noemden, uit Bodegraven, Alphen aan de Rijn, die kwamen allemaal hun waren verkopen en die kwamen bij de Sierkan hun boterham opeten. Een marmeren toonbank, die was rood roodbruin en onze kannen stonden er op. Deze foto (zie foto bovenaan de pagina) is uit ’39 dat ben ik met mijn hoofdjuffrouw op de Conradkade”.
“Hier (op de foto rechts) ben ik de filiaalhoudster aan de Hendrik van Deventerstraat toen de winkel verbouwd was. Toen kregen we koelkasten. In ’56 is dat bij mij gebeurd. Toen kregen die winkels om beurten een koeling. Er stonden drie kannen op de toonbank, een voor volle melk, een voor karnemelk en een voor taptemelk. Aan de andere kant hadden we een snijmachine.”
Verkocht u ook kaas en worst?
“Nee toen nog niet, in het begin nog niet. Later, want ik heb ook nog een diploma moeten halen voor vleeswaren, daarna toen die winkel vernieuwd was, heb ik ook vleeswaren verkocht. Heb ik nog een cursus moeten doen voor vleeswaren, weet je wel van Dungelman, die kwam ons lesgeven. Daar heb ik ook nog een certificaat van. Dan was er natuurlijk altijd de melk en we verkochten ijs. IJs en slagroomwafels, die maar een kwartje kosten. Dan ging daar een half maatje room tussen, dat moest je met de hand allemaal kloppen, met twee vorken. Heel primitief, ik praat nu van voor de oorlog. Elke dag moesten de planken geschrobd worden en de grond werd met Brussels aarde schoongemaakt. Boenen, boenen, boenen… om elf uur moest je klaar zijn en je witte schort voorhebben, want dan kon ‘meneer’ komen. Meneer dat was de directeur. Die ging regelmatig de winkels af met zijn koetsje. Er was ook een koekkastje in die winkel en daar verkochten we gevulde koeken in en die wafels en chocola. We hadden ook chocola van Droste, puur en melk, reepjes chocola verkochten we ook.”
Hoe hield u alles een beetje koel?
“Nou dat ga ik u vertellen, dat zeg ik wel eens die mannen hoe die gesjouwd hebben na hun wijk, moesten ze twee keer per dag met karren, allemaal lopend natuurlijk, met bonken ruw ijs en dan werden onze koelkastjes volgestopt met stukken ijs. Dat moest twee keer per dag gebeuren om die melk goed te houden. Het was allemaal losse melk. De Voltana kwam iets later.”
Herinneren komen langzaam verder boven:
“Ja, we moesten lang haar hebben, haar op een knoet. Maar dat deden wij natuurlijk niet. Het was een beetje opgerold of zo. Je ziet het – op de foto – ook nog wel opgerold naar achteren. Om nog even terug te komen op het vooroorlogse gebeuren in winkels. Kassa’s waren er niet dus alles ging gewoon in een la en je moest met wisselgeld beginnen en elke dag moest je de kas opmaken. Alles tellen en dat moest allemaal kloppen.”
En anders bijleggen?
“Nou dat weet ik niet hoe dat ging, maar dat kan ik nooit betaald hebben van dat armzalige loon. Maar wel als je iets brak dan moest je het betalen. Als je een kopje brak van het servies, we hadden koffie kopjes en theekopjes, o dat werd ook gecontroleerd. Door meneer Van der Linden, die kwam de boel tellen.”
Het winkelapparaat van De Sierkan werd van lieverlede ontmanteld en van de hand gedaan.
“Toen ik wegging is mijn winkel geliquideerd dat is dus eigenlijk ook de reden waarom ik weggegaan ben. De winkels verdwenen achter elkaar, niet gelijk. Waar niets meer te verdienen viel dat ging weg.”
De Sierkan kende zoals veel andere grotere bedrijven een rijk verenigingsleven. Er was onder meer een harmonie.
“Ik ben in ’46 bij die harmonie terechtgekomen. Ze hebben gewoon gezegd je moet maar gaan leren en dat is gebeurd en ik doe het nog.”
Wat speelt u en hoe groot was de harmonie?
Klarinet , die was behoorlijk groot. Dat was op het Plein toen hebben we daar geconcerteerd. Dat was ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan. Daar kan ik u ook wel wat over vertellen van welke bedrijven allemaal naar Den Haag zijn gekomen om dat met ons te vieren. Wij gingen elk jaar naar een bedrijf in Nederland, heel veel jaren hebben we dat gedaan; van harmonie naar harmonie, allemaal bedrijfsorkesten, Calvé had er een, Stork had er een, Bendien, Swift, de Arnhemse tramwegen, de Zaanstreek er waren er een heleboel. “
Er was jaarlijks een dag dat alle harmonieën uit het land bij elkaar kwamen.
“Ja, om beurten moesten ze dat organiseren. De Sierkan heeft dat georganiseerd in 1954, altijd op hemelvaartsdag, want dat was de enige dag dat de Sierkanmensen vrij waren. Voor die tijd hadden we geeneens vakantie, voor de oorlog niet. Bij elk jubileum waren wij op straat. Als je de boekjes leest hoeveel jubilarissen er waren. Wij waren voortdurend op straat. Dat gebeurde allemaal om etenstijd. Hoe ik het allemaal voor elkaar heb gekregen ik snap het niet… en oefenen anders kreeg je weer een standje van de dirigent van gooi dat ding dan onder de tram als je niet studeert, want zo ging dat vroeger. Dan liep je soms huilend weg. We gingen ook op concours, nou, nou, nou… op vrachtwagens, op ijzeren bakken heb ik gezeten, nou, nou hoe ik het allemaal doorstaan heb en dan in een weiland lopen met een klarinet in kuilen of door de stront. Zo ging dat vroeger.”
Deze korte schets met enkele fragmenten uit het interview met mevrouw Visser geeft opnieuw diverse aspecten van de geschiedenis van De Sierkan weer, die zeker bij veel mensen tot de verbeelding zullen spreken.