Echo’s van de werkvloer
Huib Timmerman, De Grinnell
De firma De Grinnell is één van de grotere bedrijven die de Binckhorst kende. Door een eerste interview in 2016 met twee oud-werknemers raakte de SHIE vanzelf in contact met andere oud-werknemers. In mei 2017 spraken we de heer Timmermans, die ruim 20 jaar bij het bedrijf werkte.
Vanaf 1973, ik had net mijn studie afgerond, heb ik bij De Grinnell gewerkt totdat ze verhuisden in 1991. Ik heb toen die verhuizing gecoördineerd, op 1 april 1990 zijn we naar Woerden gegaan. Inmiddels was het bedrijf gefuseerd met een bedrijf uit Lelystad.
Wat heeft u gestudeerd?
Ik ben leraar natuurkunde, wiskunde en werktuigbouwkunde en ik had een baantje nodig om op vakantie te kunnen gaan. Toen kwam ik op de Soestdijksekade, daar had je toen nog het arbeidsbureau, en daar zag ik een advertentie van een sprinklerfirma, en ik wist wat een sprinkler was inmiddels, die iemand zochten om een hydraulica-afdeling op te zetten.
Tot die tijd werd de diameter van de buizen, waaruit de installatie bestond, bepaald aan de hand van tabellen. Alleen, daar zat een ruim overschot in, het zou kleiner kunnen. En toen kwam de concurrentie op en toen zeiden ze als we nu eens echt gaan doorrekenen wat er nodig is, dan kunnen we met minder kilo’s buis misschien hetzelfde doen.
Dus ze zochten iemand, die dat wilde gaan doen. Ik begon daar in maart 1973 en ik had een verschrikkelijk goede directeur, Harry van Hoboken, een ontzettend slimme man. Ik heb lesgegeven en ik doe vaak hetzelfde wat hij mij geleerd heeft. Hij gaf mij een boekje van 80 bladzijden, een Amerikaans boekje over sprinklers, heel algemeen, en hij zei tegen mij: ‘over twee weken wil ik dat hele boekje vertaald hebben in het Nederlands’. Dat is een goede opleiding. Want er komen vaktermen in voor, waarvan je geen idee hebt wat het is, dus dat moet je gaan vragen. Vaak staat het niet eens in het woordenboek.
En na 14 dagen had ik alle begrippen en technische onderdelen wel in de gaten. Ik vond het geweldig.
En wat was dat werk?
Hydraulisch leidingwerk berekenen. Je hebt een sprinklerinstallatie, dat bestaat uit een leidingennet met die gekleurde sprinklerkopjes. Afhankelijk van de brand, de vuurbelasting, moet daar een hoeveelheid water per vierkante meter per minuut op om die brand te controleren. Dat was allemaal heel ruim bemeten en afhankelijk van het gebouw praat je over installaties van 2.000 tot 10.000 liter per minuut. En daar zitten dus pompen achter en die moeten het water door het leidingnet verplaatsen. Mijn werk was om van die pompen en dat leidingnet alles te berekenen. Toen had je nog geen computers, nog geen rekenmachines.
Ik heb dat een aantal jaren gedaan en tegelijkertijd kwamen er ook nieuwe blusmiddelen op de markt. Dat was een gas, dat heette Halon 1301. Eén van de eerste is gebouwd in de zes nieuwe studio’s van Hilversum en die heb ik ontworpen. Je maakte tekeningen op kalkpapier, dat kon je met lichtdruk vermenigvuldigen. Ik moest dat samen doen met een groot Engels bedrijf, Kidde, maar ik moest ook al hun berekeningen controleren. Dus ik heb zulke stapels berekeningen gecontroleerd en er was er geen een goed. Dus ik heb ze daar moeten leren hoe ze die berekeningen moesten doen. Uiteindelijk hebben we dat daar gebouwd in 1973-74, dat is allemaal nachtwerk, want overdag werden die studio’s gebruikt. Ik stuurde ook die montage aan. Naast sprinklers deden we dat er ook bij. Ik heb dat tot 1977-78 gedaan en toen kwam er een omslag.
De Grinnell was een dochterbedrijf van een grote firma in Manchester en die heette Mather & Platt. Dat was in Europa de grootste, maar ook wereldwijd een hele belangrijke speler. Dat bedrijf legde sprinklerinstallaties aan in heel Europa, vanaf eind 19e eeuw. Dat deden ze allemaal vanuit Engeland. Er kwamen engineers en die gingen bijvoorbeeld naar een fabriek in Frankrijk. Ze namen daar de hele boel op, maakten tekeningen en ontwerpen, enzovoorts. Dan werd alle materiaal voor de installatie verscheept van Engeland naar die locatie en werd, meestal met lokaal personeel, die installatie in elkaar gezet.
Wat er gebeurde na de oorlog en de opbouw van Europa, dat er een enorme toename was van de vraag naar sprinklerinstallaties. En toen heeft dat Engelse bedrijf Mather & Platt in een heleboel Europese landen vestigingen opgezet. In Nederland was dat De Grinnell, ze zijn begonnen in Leiden en zijn verhuisd naar Den Haag naar het gebouw aan de Jupiterkade. En dat gebeurde in alle landen, in Duitsland zelfs twee vestigingen. De mensen werden opgeleid door de deskundigen uit Engeland en zij namen dan Nederland voor hun rekening.
Verder veel werk in de offshore, en omdat er veel kennis kwam uit Engeland, waren wij met name gespecialiseerd in de petrochemische industrie, het beveiligen van petrochemische installaties.
In het Engelse bedrijf werkten ook hele slimme mensen. Een van mijn Engelse collega’s daar had in 1961 al een computerprogramma geschreven voor de hydraulica, om dat leidingennet door te rekenen. Ik deed dat allemaal met de hand. Ik had een hele grote rekenliniaal en in die liniaal zat wel de formule voor het drukverlies, dat was een hele speciale. Maar Derek Wastall van Manchester, die had in 1961 het eerste programma geschreven en dat was halverwege de jaren 70 ook voor ons beschikbaar. Alleen computers had het bedrijf niet, dus wij huurden computercapaciteit van de TU Delft. Dat was toen nog heel primitief, voor zo’n berekening moest je op een bepaalde manier je invoer schrijven en dat deed ik op een ponsband, net een mitrailleur. Dat moest ik allemaal intikken en dan die ponsband afdraaien op de telefoonlijn en dat ging dan naar Delft. En als je een punt of een komma verkeerd had, dan kreeg je een fout en dan was in die tijd, 1972, tweehonderd gulden weggegooid. Dat was heel duur.
In 1981 kochten we de eerste IBM XT 8086 computer voor 30.000 gulden. Maar we waren ook maandelijks 30.000 gulden kwijt aan de computer bij de TU in Delft. Het was ontzettend langzaam, als je ’s avonds voor je naar huis ging op de knop drukte van ga nu maar rekenen, dan hoopte je de volgende dag dat je geen fouten had en dat er een uitkomst uitkwam, waar je iets aan had. Vanaf dat moment ging het wel snel en van lieverlee gingen ook de ontwerpers ook leren om met die computer de berekeningen te doen.
In 1985, ook weer vanuit Manchester, waren we zover, dat we in Europa alle tekenkamers wilden automatiseren met behulp van tekensoftware. Eindelijk konden wij op de computer tekeningen maken en een paar gegevens erbij invullen, op de knop drukken en de berekening kwam er uit en de hele tekening werd gemaakt. Dat had niemand in ons vakgebied.
Toen ik bij De Grinnell kwam werken in 1973 toen hadden wij 65% van de hele markt. Wij deden bijna alles. We hadden 150 monteurs, schat ik. Op de tekenkamer werkten een man of 30 en dan nog een administratie. We hadden drie montage-inspecteurs met daar nog een chef boven, die vergaderden elke woensdag. We hadden in heel Nederland werk.
Eén van de eerste grote firma’s die aan sprinklers begon in Nederland was V & D, al eind jaren 60.
Die heeft De Grinnell aangelegd?
Ja, een heleboel en ook Total Walther uit Veenendaal heeft er veel aangelegd. Elke nieuwe V & D of verbouwde V & D daar gingen sprinklers in. C & A was er ook vroeg bij. Ja, wat ik al zei, de textielindustrie, de voedingsindustrie en de veevoederindustrie ook.
Hebben jullie ook in Pernis sprinklers aangelegd?
Ja, heel veel en ook in de Botlek, grote raffinaderijen en ook fabrieken waar ik niet graag rondliep, daar maakten ze cyanide bijvoorbeeld. Maar die waren allemaal beveiligd. Veel in de petrochemische industrie en ook vuilverwerkingsindustrie, AVR en zo. We beveiligden hele grote tanks op de Maasvlakte en daar moesten ronde leidingen omheen. Voordat ze naar het werk gingen werden ze helemaal uitgelegd op de kade om na te meten of het klopte, dat kon niet in de werkplaats.
Die monteurs, kwamen die ook in Den Haag?
Nee, sommigen kwamen er nooit. We hadden er veel in Limburg en in het Oosten van het land. De sprinklerindustrie heeft erg geprofiteerd van een aantal takken van onze industrie in Nederland. Dat is de textielindustrie in het oosten, dat waren brandgevaarlijke plekken en de voedselindustrie langs de Zaan. Een van onze grote klanten was Dow Chemical [Terneuzen], daar hebben we de allergrootste installatie van Nederland gebouwd en dat gaat nog steeds door.
Dat personeel kwam niet altijd naar Den Haag. Alle materialen werden wel via Den Haag geleverd. Alle leidingen werden door onszelf geprefabriceerd en dat ging op een vrachtwagen naar de locatie. Dan werd het door een ploeg monteurs in elkaar gezet en dat was vaak klim- en klauterwerk. Tegenwoordig hebben ze allemaal hoogwerkers, maar toen moesten er steigers gebouwd worden en soms hele ingewikkelde constructies maken om bij het plafond te kunnen komen.
Was dat in nieuwbouwpanden of in gebruik zijnde panden?
Allebei, in nieuwe panden was het gemakkelijk, dan ga je met de bouw mee. Bestaande gebouwen, als je geluk had, waren er tekeningen van. Maar als die er niet waren, dan moest je het hele gebouw gaan opmeten. Dus je moest alles uit je hoofd tekenen, alle maten erbij zetten en thuis uitwerken of op kantoor en dan hopen dat alles paste.
Van lieverlee ging het bedrijf zijn vleugels uitslaan, we hebben toen een aantal projecten gedaan in het Midden Oosten, in Koeweit en in Iran. Daar ben ik zelf nooit bij betrokken geweest, maar ik heb wel de offertes gemaakt voor grote gasinstallaties in Algerije. Later ben ik de offshore in gegaan, we kregen projecten voor booreilanden. Daar ben ik wel een paar keer geweest, maar altijd maar voor één dag, met een helikopter heen en terug. Vaak als het nieuwe installaties waren, die werden geleverd aan de werf, die de eilanden bouwden. Bijvoorbeeld Heerema in Vlissingen, daar was het werk, daar werd het allemaal in elkaar gezet. En als het eiland klaar was, dan werd het weggesleept.
Ergens eind jaren zeventig is dat Engelse bedrijf, Mather & Platt uiteindelijk een beursgenoteerd bedrijf geworden en die hebben er allerlei firma’s bijgekocht, onder andere Ansul uit Lelystad, dat was een Amerikaans bedrijf. In die tijd wilden ze dat wij vanuit Den Haag naar Lelystad zouden verhuizen. Uiteindelijk is dat niet gebeurd.
Was er al wel samenwerking tussen Lelystad en Den Haag?
Ja, want er zat dezelfde eigenaar boven en in die zin moesten we wel samenwerken. Dat is later ook wel gebeurd. We zijn op een gegeven moment van naam veranderd van Grinnell naar Wormald en later toen Ansul erbij kwam heetten we Ansul Wormald of Wormald Ansul Firesystems. Het heeft heel veel namen gehad, maar uiteindelijk eind jaren 80 is er een heel groot Amerikaans bedrijf bijgekomen, Tyco. Tyco zat in van alles en nog wat, van nucleaire medicijnen tot afsluiters maken, tot glasvezelkabels, noem maar op, die kochten alles wat los en vast zit.
Ik proef bij u hetzelfde als bij degenen die ik eerder geïnterviewd heb. Het was gezellig, er werd goed samengewerkt, maar er werd ook keihard gewerkt.
Ja, er werd hard gewerkt, we hebben een keer een opdracht gehad, rond de jaren 90. Dat was een distributiehal van een grootgrutter, ik ben zijn naam kwijt. Maar die had zijn hal bij die grote distributiehal van Ahold. En Ahold moest sprinklers hebben en heeft toen geëist, dat zijn concurrent, die er vlak naast zat ook sprinklers moest hebben. Dat is een rechtszaak geworden en hij moest. En toen was de vraag aan ons, kunnen jullie binnen 14 dagen een complete installatie bouwen. Daar hebben we ja tegen gezegd. En die man zei als je dat voor elkaar krijgt dan ligt er 100.000 gulden voor jullie klaar, het personeel. We hebben dag en nacht gewerkt en al het andere werk laten vallen, we zijn in drie ploegen gaan werken en het was klaar.
We hebben veel gelachen, maar ook veel ellende gehad. Monteurs, die waren vaak de hele week in de kost en bij hele grote opdrachten zaten er wel 20 monteurs bij elkaar. Er is een keer een rel uitgebroken in Terneuzen, ik geloof dat het halve hotel gesloopt is. Dat ging niet altijd goed.
Dat is best wel ruig volk, die sprinklermonteurs, je moet ook veel lef hebben om op een steigerplank 20 meter hoog met zo’n dikke buis in je handen te staan. Er zijn relatief weinig ongelukken gebeurd, er zijn wel doden gevallen.
Waar we wel veel last van hebben gehad, ik heb er nog wel een staartje van meegemaakt, wij hebben ook heel veel schepen beveiligd, de Statendam, de Volendam, de Rotterdam zijn allemaal beveiligd door ons met sprinklers, open sprinklers, met een sprinklerinstallatie. Drie van mijn collega’s, Rinus van der Meer, die was toen chef tekenkamer, de andere twee namen ben ik vergeten. Die zijn alle drie besmet met asbest en zijn ook alle drie overleden. Die werden in de jaren 60 gebouwd, die schepen en alles werd geïsoleerd met asbest, je werkte in een wolk van asbest.
Uiteindelijk gingen we alle kanten op, er kwamen ook andere blusmiddelen, andere blusgassen, schuim werd belangrijker. Zo lieverlee in de jaren 80-90 begonnen er mensen, met name van de tekenkamer en ook wel monteurs, hun nek uit te steken en werden gevraagd door andere bedrijven. Er zijn er uiteindelijk heel veel weggegaan en die hebben zo’n beetje de rest van de sprinklerbedrijven in Nederland opgeleid. Wij hadden zoveel kennis op dat gebied.
Je had in Nederland het bureau voor sprinklerbeveiliging, dat zat in Bilthoven. Dat was een bureau van de verzekeraars, onderdeel van het Verbond van Verzekeraars. De initiators van sprinklerinstallaties, dat zijn altijd de verzekeraars geweest. Die hadden belang bij een goede beveiliging, dan hoefden ze bij brand niet zoveel schadevergoeding uit te betalen. Ook de voorschriften waren allemaal gebaseerd op eisen van de verzekeraars en daar zat een veiligheidsmarge in van minstens vijf. Dat bureau voor sprinklerbeveiliging, daar zat een directeur, Arie Winkelman en dat was mijn baas in de tijd, dat ik bij De Grinnell werkte. Uiteindelijk ben ik daar zelf ook verantwoordelijk geworden voor de sprinklers. En toen ik er net was, in 1996, toen hebben de verzekeraars besloten om dat bureau voor sprinklerbeveiliging af te stoten. Dat gebeurde in heel Europa, in andere landen had je gelijksoortige bureaus. Ze vonden dat geen core business meer. Dus ik heb er vier jaar gewerkt en inmiddels was certificeren al een toverwoord in Nederland. Toen ben ik gevraagd door een heel groot Engels bedrijf, het Lost Prevention Certification Board, LPCB, een begrip in heel de wereld.