Haagvaarder 78 (hoofdartikel)
Haags stijlvol koetswerk van Carrosseriefabriek P.J. Pennock & Zn. N.V.
De firma Pennock, opgericht in 1884, was aanvankelijk bekend om de vervaardiging van rijtuigen. Het bedrijf was toen nog gevestigd aan het Bleyenburg 4-14. In 1903 verhuisde Pennock naar de Binckhorstlaan 2.
“Direct bij het verschijnen van de eerste auto in Nederland begreep onze directie, dat er een goede toekomst was weggelegd voor dit nieuwe vervoermiddel; reeds in dien tijd, toen de auto nog als een wonder-verschijning beschouwd werd, begon onze firma zich toe te leggen op den bouw van koetswerken daarvoor, en wij kunnen met zekerheid verklaren, dat zij de eerste in Nederland was, die zulk een koetswerk vervaardigde’, aldus de tekst in een album van Pennock waarmee men zich al vroeg manifesteerde voor haar nieuwe klanten.
Koetsenbouw
De oprichter Jan Pennock, van beroep timmerman, besloot in de koetsenbouw te gaan. Al snel werd zijn werkplaats te klein om in grote aantallen pruttelende koetswerken te bouwen. Pennock wist spoedig een grote klantenkring op te bouwen onder welgestelde burgers van Den Haag en Wassenaar, die zijn dure maar kwalitatief hoogstaande calèches en landauers zeer waardeerden. Kort daarop ging rijtuigbouwer Pennock ook wagons maken voor de Staatsspoorwegen en de Haagse Tramweg Maatschappij (HTM). De wagenbouw bleef voorlopig de grootste inkomstenbron. Daarom week men uit naar een nieuwe fabriek buiten de stad gelegen aan de Weteringkade/Binckhorstlaan direct naast de spoorlijnen. Na het overlijden van de oprichter, nam zoon Piet Pennock, die nog een opleiding als wapen- en rijtuigschilder had genoten, het roer over.
Op de RAI tentoonstelling in 1900, in het toenmalige Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam, kwam Pennock in contact met Michael Aertnijs uit Nijmegen, importeur van het Franse merk Mors. Daaropvolgend deed Pennock beste zaken met het Belgische merk FN uit Herstel bij Luik. De FN 2700 A heeft een historisch verhaal. Op 10 maart 1914 werd deze auto ‘kaal’ afgeleverd door de FN en kwam per spoor aan op de terreinen van Pennock & Co. Hier werd het FN-chassis een luxe carrosserie aangemeten, model Landulet, een opbouwproces waar de meest uiteenlopende materialen en vaklieden aan te pas kwamen. In een artikel in het blad De Auto van 1912 wordt de Pennock fabriek beschreven als een dynamische onderneming waar in de bankwerkerij het “machtig gedruisch der machine’s” werd afgewisseld met stilte in de houtwerkplaats van “politoerders bezig met het bewerken van paneeltjes voor het binnenwerk”.
Delahaye
Deze sfeer proeft men nog in de Franse klassieker Delahaye, die met Pennock koetswerk in de buurt van Brugge staat en ontworpen werd door Cees Akkermans (1920-1978). Dezelfde sfeer treffen wij aan in het binnenwerk van de auto Armstrong Siddeley Huricane. Voorzien van het Pennock merkteken aan beide kanten, voor de portieren aangebracht.
De naam Pennock was zeer bekend in Den Haag en ook zeker buiten Den Haag. Het mooie is, dat Pennock nog immer een bekende en goede naam heeft in de coterie van liefhebbers onder de klassiekers. De klant had met een Pennock koetswerk een elegante auto en dat verschilde nogal van het fabriekskoetswerk. De RAC toont in haar herinneringsboekwerk over de periode 1936-1961 een ‘Spijker’ ambulancewagen, die door ‘Pennock’ in 1920 werd omgebouwd tot postwagen.
Voor verschillende automerken bouwde Pennock een koetswerk, naar keuze van de klant. Ook voor het Koninklijk Huis in 1950 een Austin Sheerline Princess, het chassis werd aangeleverd door de importeur R.S. Stokvis.
In 1952 kwam er een einde aan de arbeidsintensieve arbeid van Pennock, oorzaak de hoge prijs, gevolgd door de overstap van de fabrikanten op zelfdragende carrosserieën.
Henk Pennock (kleinzoon van de laatste eigenaar)
Wim van Wezel (vrijwilliger Louwman Museum)
Bronnen:
- Segers, “Stijlvol koetswerk uit de residentie”, in Autokampioen, 1995, nr.1, p. 24-33.
- Carrosserie-fabriek Pennock, Den Haag, 1912.
- Fotomateriaal H. Pennock