Echo’s van de werkvloer
J. van Beek, Philips telecommunicatie
Ten tijde dat er sprake was van ombouw van de voormalige Philipsfabriek aan de Fruitweg – Televisiestraat van de Schilde naar The New Farm raakte de SHIE intensief betrokken bij de geschiedenis van het gebouw. We gingen op zoek naar oud-Philipsmedewerkers, die hier hadden gewerkt. Eén van hen was de heer Jaap van Beek, die tussen 1950 en 1992 bij het bedrijf werkte. Hij begon in de Stortenbekerstraat en sloot zijn loopbaan af aan de Televisiestraat.
Hoe kwam u bij Philips terecht?
Per ongeluk eigenlijk. Ik was een eigenwijze jongen en had geen zin om te studeren. Uit nood ben ik naar de ambachtsschool gegaan. Toen heb ik gesolliciteerd bij Van der Heem en daar werd ik niet aangenomen omdat ik, volgens mij, te goed was voor de baan die ze daar aanboden. En toen ben ik uiteindelijk bij de NSF terecht gekomen, dat was toen net nog geen Philips, op de bankwerkerij / instrumentmakerij. Op 11 april 1950 ging ik, met mijn overall onder de arm, naar de fabriek in de Stortenbekerstraat. Toen bleek, dat ik op de tekenkamer aangenomen was. Ik had bij de sollicitatie wat tekeningen meegenomen, die ik gemaakt had, zowel vaktekeningen als creatieve tekeningen. Vandaar dat ik op de tekenkamer terecht kwam.
Wat tekende u daar, op die tekenkamer?
Wij maakten telecommunicatie apparatuur, dat zijn relais, kiezers en allerlei elektrische apparaatjes en die moesten met draadjes aan elkaar verbonden worden. En die draadjes werden gebundeld tot een draadboom en die draadbomen moesten eerst getekend worden, eerst opgemeten en dan kwam er een tekening tevoorschijn. Een hele grote tekening en die werd naar de fabriek gestuurd en die spijkerden die tekeningen dan op een plank.
Waar waren die telefooncentrales voor bedoeld, waar gingen die naar toe?
Die waren voor de openbare telefonie, toen alleen voor Nederland, er was nog geen export en voor bedrijfstelefonie, grote bedrijven hadden een eigen telefooncentrale. Aanvankelijk was het alleen het Siemenssysteem. Siemens werd overgenomen in 1945-46 als een soort oorlogsbuit. Toen was de NSF al overgenomen door Philips. Toen is er een eigen systeem gekomen.
Wat zat er allemaal in de Stortenbekerstraat, behalve de tekenkamer?
Ik zeg tekenkamer, maar het waren alleen die draadvormen. Ook waar die draadjes naar toe moesten, daar had je weer een aparte tekening voor. Daarnaast moesten er tekeningen of biljetjes gemaakt worden van relais, die in die apparatuur geplaatst werden. Wij maakten niet het ontwerp van het systeem, dat kwam ergens anders vandaan.
Ook de fabriek, waar het werk werd uitgevoerd zat in hetzelfde gebouw aan de Stortenbekerstraat. Toen ik er kwam, werkten er dacht ik 200 tot 250 mensen. In de Televisiestraat hebben we een top gehad van 1.200. Daarna is het weer afgebouwd, de systemen veranderden, we kregen printplaten. Die zijn nog wel arbeidsintensief, maar een heleboel zaken zijn veel minder arbeidsintensief. De relais die we gebruikten, er zaten wel 50 mensen die relais in te stellen.
Kwamen die relais kant-en-klaar aan?
Nee, die maakten we zelf. De contacten betrokken we van buitenaf, maar de spoelen werden gewikkeld.
Was dat allemaal in de Stortenbekerstraat?
Nee, dat gebeurde elders. In de Stortenbekerstraat hebben we wel relais gemaakt, maar dat waren vlakrelais. Toen we een eigen systeem hadden, werden de relais gefabriceerd in Hilversum, later zijn die naar Den Haag gekomen, eind jaren vijftig.
U vertelde dat u het niet zo naar uw zin had op de tekenkamer, wat heeft u daaraan gedaan?
Ik ben driftig gaan solliciteren, overal en nergens, maar dat beviel ook niet, dus ik ben maar blijven hangen en dat beviel ook niet, tot ik in militaire dienst moest. Daarna ben ik weer terug gekomen en toen kreeg ik wat anders te doen. Ik bleef wel op die tekenkamer, maar die breidde uit met wat andere werkzaamheden. Toen ben ik gaan studeren, ik dacht ‘achter die tekenplank mijn hele leven, dat zie ik toch niet helemaal zitten’. Toen heb ik vijf jaar HTS gedaan, vier avonden in de week naar school en daarnaast gewoon werken natuurlijk. Daarna zijn we met een aantal collega’s uitgenodigd om een bedrijfscursus bedrijfskunde te doen. Dat heeft drie jaar geduurd.
En toen, wat ging u toen doen?
Ik was toen al lang achter de tekenplank weg. Eerst ben ik op de afdeling fabricage-voorbereiding, waar ik achter de tekenplank stond, de rechterhand van de afdelingschef geworden. En de fabricage-voorbereiding was toen al niet meer alleen de tekenkamer, maar die deed al het voorbereidende werk dat in de fabriek nodig was. Ik ben daarna kwaliteitsafdeling gaan doen, aanvankelijk onder een afdelingschef en later de afdelingschef vervangen.
Wat hield het werk in, controle op kwaliteit?
Alle apparaten, die gemaakt werden, werden gecontroleerd of ze werkten. Er werd elektrisch getest en spanning op gezet en dan werd gekeken of alles werkte. En mechanische controle of het allemaal goed is, of het recht zit. Dat was de kwaliteitsafdeling. We maakten toen al relais.
Inmiddels was u ook verhuisd naar de Televisiestraat?
We zijn in 1957-58 verhuisd naar de Televisiestraat. We zaten overal en nergens, niet alleen in de Stortenbekerstraat, maar we hadden een magazijn aan de Rijswijkseweg. We hadden ook een relaisfabricage aan de Rijswijkseweg. In de Orionstraat hadden we een afdeling, in de Wegastraat zat ook een afdeling. We hadden op de Laan van Meerdervoort nog een magazijn.
De klok van het bedrijf, die bij de opening werd aangeboden, heb ik nog, die hangt hier achter. Die is gemaakt door onze eigen metaalwarenafdeling en die is aangeboden door het personeel aan de directie. Dit zijn allemaal onderdelen die wij in die tijd gebruikten of maakten. Die klok was aangesloten op het systeem van de fabriek waar alle fabrieksklokken mee aangestuurd werden. En ook deze klok werd door datzelfde systeem bestuurd. Hij hing op de zesde etage, als je op de 6e kwam, dan kon je zo die klok zien. Toen het bedrijf gesloten werd, heeft de chef-catering de klok meegenomen. Hij werd overgeplaatst naar het Forepark, daar hadden we toen nog een gebouwtje. Hij heeft die klok daar opgehangen. Toen deze meneer overleed, heb ik de klok geërfd en ik heb er een elektrisch uurwerkje in gezet en nu loopt hij weer.
Hoe was de fabriek opgebouwd, wat zat waar in het gebouw?
Behalve het nog bestaande gebouw was het een heel complex. In 1961 hebben we de Rutonfabriek overgenomen. Daar zijn we toen de relais gaan maken, daarin werkte 400 man. Daar zat ook de metaalwarenafdeling. Iets later in de jaren 60 is er een magazijn gekomen, dat is er achter gebouwd. Uiteindelijk is het hele terrein volgebouwd. Bij het magazijn hadden we twee tennisbanen van beton, we hadden natuurlijk een personeelsvereniging en ook een tennisvereniging binnen die PV. En aan de zijkant hadden we een voetbalveldje, geen groot veld. We hebben daar wel gevoetbald.
Wat heeft u na de kwaliteitsafdeling gedaan?
Toen ben ik weer terug gegaan naar de fabricagevoorbereiding, nu als afdelingschef. Toen was ook die club veel groter geworden, ook de hele elektrische voorbereiding en het testgebeuren zat er in. Dat heb ik vrij lang gedaan. De laatste jaren, zo vanaf 1986 heb ik het hele facility stuk gedaan, dus gebouwen, technische installaties en beveiliging. In 1992 ben ik vertrokken. Het hoger personeel ging met 60 met pensioen, gewoon personeel op 65 jaar. Maar ik ben ook nog een paar maanden eerder gegaan. Ik had wat inside-informatie natuurlijk en ik wist dat het einde bedrijf was en als je daar 40-42 jaar werkt, dan wil je dat niet meemaken.
Waren al die gebouwen, toen u wegging, nog in gebruik?
Ja, dat was allemaal nog in gebruik. Dat laatste gebouw, wat was neergezet, daar hebben we veel van de Amerikaanse apparatuur gebouwd, voornamelijk printplaten. Toen waren we al AT&T, het Amerikaanse bedrijf, we zijn in 1983-84 overgenomen. Toen zijn we ook andere systemen gaan maken. Die moesten vaak gebouwd worden in een ruimte met airconditioning. Ga die hoge etages maar eens voorzien van airconditioning! De begane grond hebben we wel voorzien van airconditioning, daar zat de hele functionele testafdeling, wat vroeger buiten gedaan werd, werd nu met die Amerikanen ook in de fabriek gedaan.
De hele digitalisering ging een steeds grotere rol spelen en dat betekende steeds kleiner wordende centrales. Daar had je al die mensen en al die apparatuur en die ruimte niet meer voor nodig.
De laatste jaren is dat nog naar Huizen gegaan, daar hadden we ook een fabriek. En toen is Den Haag opgeheven.
Hoeveel mensen werkten er toen nog?
Ik denk 300 tot 400. En dat is opgelost, doordat mensen met pensioen gingen of overgeplaatst werden. En een groot aantal mensen heeft nog gependeld naar Huizen. In de hoogtijd, toen we onze eigen systemen maakten, toen er op de relaisfabricage een paar honderd man zat, toen werkten er 1.200 man bij ons. Er zaten ik weet niet hoeveel mensen draadjes te solderen aan bepaalde contacten. En als je printplaten gaat maken, dan heb je daar een soldeerbout voor, alle onderdeeltjes werden met de hand op die plaat geplaatst, maar dan werd dat over een soldeermachine allemaal in één keer aan elkaar gesoldeerd. Toen had je al die mensen met die soldeerbouten niet meer nodig, het werd steeds minder arbeidsintensief. In het begin was alles heel arbeidsintensief, al die relais justeren, allemaal instellen, er zaten 40 tot 50 meisjes die relais te justeren.
Waar zat u in het gebouw?
Ik heb overal gezeten, op de eerste etage en ik heb op de 6e gezeten.
Wat zat er toen op 6?
Bedrijfsrestaurant en kantoren, aan de ene kant bedrijfsrestaurant en aan de andere kant kantoren. Aan de voorkant was een balkon en als het heel mooi weer was konden we op het balkon staan. Verspreid over de fabriek waren er nog meer kantoorruimtes. En de rest van het gebouw was voor de productie. Helemaal in het begin zat op de begane grond de expeditie, daar werden de spullen verpakt en verzonden. Later werd de begane grond ook productieruimte en kregen we een apart magazijn.
Het gebouw is enorm zwaar uitgevoerd.
Ja, de vloerbelasting was enorm, dikke vloeren. Maar die kasten wegen natuurlijk ook wel wat en daar is het op gebouwd. Die andere gebouwen die daar stonden, zoals de Rutonfabriek, wij noemden dat bordkarton, die waren niet zo stevig. Ik heb er ook nog foto’s van, daar zat een man te werken onder een paraplu, vanwege lekkage! Dat waren allemaal snel in elkaar gezette gebouwtjes. De laatste fabriek die wij zelf gebouwd hebben was ook een soort prefab ding, daar kon je wel goed fabriceren, maar dat is niet te vergelijken met het grote gebouw, dat was oerdegelijk.