Echo’s van de werkvloer
W. de Radder, Boekbinderij Van Rijmenam
In de zoektocht naar oud-medewerkers van Van Rijmenam reageerde op de oproep in de krant ook de heer W. de Radder. Inmiddels woont hij al jaren in Maassluis, maar hij kijkt nog altijd met veel plezier terug op zijn werkperiode in de fabriek aan de Fruitweg in Den Haag. Hij had zich goed voorbereid door een lijstje te maken met hoogtepunten van zijn werkzaamheden bij Van Rijmenam.
Toen u bij van Rijmenam werkte, woonde u in Den Haag?
“In Den Haag ja. Ik ben ook in Den Haag geboren.”
Hoe kwam u bij Van Rijmenam terecht? Hoe oud was u, wat had u voor opleiding?
“Mijn opleiding is de Handels ULO geweest, want die opleiding was aanvankelijk maar drie jaar en ik had een invalide vader dus ik moest zo gauw mogelijk aan het werk. Maar door de oorlog is het vijf jaar geworden. Want de laatste anderhalf jaar van de oorlog was er geen school meer. Dus ik was 17 jaar toen ik ging werken; daarvan het eerste jaar bij het Ministerie van Oorlog, en daarna 8 jaar in de Kazerne op de Van Alkemadelaan in Den Haag, in de drukkerij voor het leger, op de afdeling Orderbehandeling.
Ik ben daar terecht gekomen via het toenmalige arbeidsbureau in Den Haag. Op een bepaald moment ging dit bedrijf verhuizen naar Emmen; ik voelde er niets voor om mee te verhuizen, ik had immers inmiddels een gezin. Op dat moment kreeg ik van een college de tip om te solliciteren bij Van Rijmenam, omdat ze daar iemand zochten voor de Onderbehandeling, Prijs maken, Nacalculatie van het werk etc. Ik ben gaan solliciteren en werd meteen aangenomen. Ik ben volledig ingewerkt door Rob van Rijmenam. Je had twee directeuren, baas Ab (voor de commerciële en financiële kant) en baas Henk (voor de technisch/specialistische kant). Rob van Rijmenam was de zoon van baas Henk.
Met baas Henk had ik de meeste contacten. Via een intercom op mijn bureau was ik rechtstreeks met baas Henk verbonden. Alles wat binnenkwam ging ik met hem bespreken. Ik kreeg een afdeling die niet bij de afdeling binderij hoorde. Ik had een aparte afdeling voor kleine aantallen, die speciaal gemaakt moesten worden en die dus niet in de fabriek gemaakt werden maar op mijn afdeling. Die afdeling bestond naast mijzelf uit nog vijf man; een persvergulder, een linieerder en drie boekbinders. De kleine aantallen producten bestonden uit bijvoorbeeld allerlei soorten agenda’s, registers, ringbanden en andere mappen, portefeuilles, tafellampen, wijnschenkhouders, sousmains; alles waar leer bij verwerkt was en wat op bestelling geleverd werd.”
Dat was een te kleine oplage om in de fabriek te doen?
“Ja, soms maar één exemplaar, dat is volgens mij ook nog gebeurd. We hebben bijvoorbeeld een jubileumboek voor Albert Heijn gemaakt. Dat waren twee boeken, bij elkaar waren ze vijf kilo zwaar. In het ene boek stonden de handtekeningen van het volledige personeel in Nederland en van afdelingen in Aziatische landen, in het andere boek stond informatie over alle vestigingen in Nederland.
Eén exemplaar heb ik zelf mogen wegbrengen naar Zaandam, voor in de etalage van de vestiging.”
Maar u maakte vooral de calculaties en begeleidde ook het proces?
“Ja dat klopt. Maar op mijn afdeling, werden, zoals gezegd, de meest uiteenlopende zaken gemaakt, bijvoorbeeld leren armbanden voor de officials op het racecircuit Zandvoort.
Bezoeker voor het uitzoeken van een relatiegeschenk, die geen contact met een vertegenwoordiger hadden gehad, kwamen op mijn afdeling en dan hielpen wij hen. Er is ook een keer iets speciaals voor een burgemeester besteld.”
Een boek aan de ketting?
“Ja, in een cassette. Dat werd dan speciaal gemaakt door mijn afdeling.
Ik maakte alle foto’s op de zaak. Er was een hele mooie trap, een ronde trap met een balkon en daar heb ik een keer alle burgermeesters die er waren gefotografeerd. Dat waren zo’n 40 burgemeesters, die allemaal bij elkaar stonden. Ik heb met een perscamera een aantal foto’s van hen gemaakt. Maar ik heb de buitenkant van het pand nooit gefotografeerd.
Baas Henk mocht mij graag en wat bleek? Mijn opa was de huisschilder van de familie Van Rijmenam en ook voor de fabriek op de Hoefkade deed mijn opa het schilderwerk.”
Heeft u altijd hetzelfde werk gedaan?
“Binnen Van Rijmenam heb ik altijd hetzelfde werk gedaan.”
Op een gegeven moment bent u weggegaan?
“Ja, dat kwam omdat Van Rijmenam werd overgenomen door Bührmann en toen is mijn afdeling opgeheven. Toen kon ik gaan werken bij de agenda-afdeling, collectioneren van de agenda’s, kijken of de dagen allemaal goed waren en de data. Nee, dat vond ik helemaal niks. Ik ben toen naar Delft gegaan. Naar Laboratorium voor Grondmechanica Delft. Dit bedrijf hield zich bezig met grondonderzoek, en heet inmiddels Deltares (Waterloopkundig laboratorium en grondmechanica). Ook hier werkte ik op de afdeling orderbehandeling. Ook voor calculaties. In de loop der jaren ben ik chef geworden van de documentatieafdeling en het archief. Dit heb ik 25 jaar volgehouden. Dat was mijn laatste baan. Met m’n 60ste ben met vervroegd pensioen gegaan.”
Er werkten heel veel vrouwen bij Van Rijmenam?
“Ja, de vrouwen werkten op de uitgaafbinderij. Het vouwwerk, het voorbereiden, eigenlijk al in katernen, werd daar gedaan.
We hadden ook wel veel overwerk. Op een gegeven moment hadden we van die aardrijkskunde landkaarten voor op school, waar wij een order voor kregen. Dit was onbekend werk voor ons, maar ik ben toen op het idee gekomen om de landkaarten op linnen te zetten en deze op een plaat multiplex te spannen. We hebben hier overuren voor gedraaid. Het was erg druk.”
Dan kregen jullie een partij van die kaarten?
“Ja. Voor het bestellen van het linnen dacht ik aan Van Moorsel [ stoffenwinkel] op de Grote Markt. Daar had de verkoper een partij staan die precies voldeed aan de maat die we nodig hadden, maar die partij moest ik wel in het geheel overnemen. Ik heb de partij in zijn geheel gekocht en dit vervolgens aan baas Henk voorgelegd. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat dit de goedkoopste manier was om aan het linnen te komen. Baas Henk vroeg wat ik met het overschot wilde doen en ik heb hem gezegd dat we dat konden gebruiken voor boekruggen. Hij vond dit een goed idee. Op deze manier werkte ik met baas Henk.”
“We hebben ook werk gehad aan telefoonboeken voor de telefonistes op de postkantoren. Zij moesten wijzigingen aan kunnen brengen in het telefoonboek, maar daar was geen ruimte voor. Door de kolommen los te snijden uit de boeken en opnieuw op een groter vel papier te plakken en te versterken met cellotape, werd hier een oplossing voor gevonden. Ik heb dit werk thuis gedaan, want dat kon op de zaak niet. Ik deed dit samen met mijn vrouw.”
Kocht u zelf materiaal in?
“Ja, dat deed ik zelf, via de inkoopafdeling. Dat kan je het beste daar en daar kopen of papier bestellen natuurlijk, speciaal voor of hoeveel grams het moest 80 of 120 voor de registers is dat meestal 120 grams papier. We hadden wel voorraden, maar soms moest je speciaal papier hebben. Ook handgeschept papier kon je hebben voor speciale uitnodigingen. Dat had ik dan allemaal in de hand en ik wist daar ook wel de adressen van. Bij Van Gelder hadden we nog veel. Op een gegeven moment zei baas Henk: ‘Radder kom eens even’. Hij zegt: ‘de Eerste Nederlandsche die willen een losbladig systeem gaan maken. Ook bedrukken voor de administratie en de loonadministratie. Ze hebben nou vaste registers, maar ze willen losbladig hebben. Ga jij dat even bekijken en bespreken.’ Dat was toen in de Scheveningse bosjes, het kantoor van de Eerste Nederlandsche. Ik was op de fiets en hij zegt, ’pak de auto van mijn vrouw maar’, dat was een oude Austin met open dak, maar dat kon helemaal niet meer dicht. De richtingaanwijzer was een stukje uit. Laat ie me in rijden.”
Heeft u nog meer op uw lijstje staan?
“Nee, eigenlijk was het alles wat met papier, al dan niet in combinatie met leer te maken heeft. Alles wat ingebonden en beplakt moest worden. Voor speciale zaken werd mijn afdeling ingeschakeld. Het was leuk en afwisselend werk.
Op een gegeven moment kreeg ik opdracht voor een receptiealbum voor Prins Bernhard. Dit hebben we gemaakt en het is heel erg mooi geworden. Ik mocht het zelf gaan brengen op Huis ten Bosch. Maar ik mocht niet binnenkomen, ik moest het afgeven aan de marechaussee.”
“Ik heb er altijd met plezier gewerkt. Ze bestaan niet meer. Vind ik wel zonde, zo’n bedrijf.”