Echo’s van de werkvloer
Van Grieken
Een interview met dhr A.W. Bol
Een echo gewijd aan de heer A.W. Bol die 40 jaar bij Van Grieken werkte. Samen met zijn oud-collega de heer P. den Oudsten interviewden we hem in september 2005.
“Ik heb aan de Loosduinseweg gewerkt van 1947 tot 57. Toen zijn we naar de Plaspoelpolder gegaan in Rijswijk en daar heb ik zo’n 30 jaar gewerkt, tot mijn pensioen. Er was vraag naar mensen. Het was vlak na de oorlog, krant stond. Van de vijftig schoten er een stuk of drie tot vijf over. De rest kon naar huis gaan en zo ging dat in die jaren, nou tot 1955. Toen zijn de allochtonen erin gekomen. Daar waren ze aan toe want tot slot konden ze geen Hollanders meer krijgen. De zuivel stond heel laag aangeschreven toen in die jaren. Dat is met de jaren beter geworden. Maar toen ik hier kwam was dat heel laag want de verdiensten waren vergeleken bij andere bedrijven wel minder.
Ik had vijf jaar op de melkfiets van Leo Scholtes gezeten en wilde wel wat anders. Toen gingen wij naar van Grieken. Er stond een advertentie in de krant en dan komen we daar ’s zaterdagsmiddags met mooi weer in augustus en dan moest je je eigen melden bij de chef. Nou wij die chef opgezocht, wat komen jullie doen? Wij kwamen vragen of u nog werk voor ons hebt? Het was een beul, het was een moordvent, maar voor z’n werk was hij een beul. Hij zegt: ‘nou maandagochtend vijf uur’, ik zeg: ‘heb je niet anders? Het weekend staat voor de deur denk eens goed na’. ‘Daar heb ik schijt aan’, zegt ie ‘en anders kan je wegblijven’. We zijn er naar toegegaan met z’n tweeën. Mijn maat heeft het zeven jaar volgehouden en ik 40.”
“Het was beulenwerk, maar het was gezellig. Ik vond het gezelliger dan nu werken. We stonden op elkaars lip, want je had bijna geen ruimte. Wij moesten weg aan de Loosduinseweg vanwege geluidsoverlast. Dag en nacht die herrie! Al die grote tankwagens en vrachtwagens moesten er in en uit. Dan moest het verkeer stoppen. Daar kregen we protesten tegen. Op het binnenterrein werd geladen en gelost en aan de buitenkant werden de flessen op de auto geladen. Alles moest op het parkeerplaatsje voor het bedrijf zelf geplaatst worden, want we hadden binnen geen ruimte meer.”
Wat voor werk deed u?
“Van alles heb ik gedaan in de fabriek. Je werd overal aangezet. Ik begon meestal om vier uur tot half een. En als je pech kreeg dan moest je blijven. Problemen? Kennen we niet. Je moest werken. Je durfde niet veel te zeggen.
Verschil met die nieuwe fabriek in de polder was: volop ruimte. Nou, dat is heel moeilijk geweest. Je stond allemaal op een afstand. Het was niet leuk meer voor het personeel”.
Er is waarschijnlijk ook een moderniseringslag geweest bij de verhuizing van de Loosduinseweg naar de Plaspoelpolder?
“In 1957 werd het bedrijf geopend. Het was prachtig, echt waar wat ze daar opgebouwd hebben met ontzettend veel ruimte en dat had je betrekkelijk nodig voor zo’n bedrijf. Daar hebben ze vertoefd tot 1990. Toen werd het gesloopt. Wij zijn toen gefuseerd in ’91 met Menken Wassenaar. Aan de Loosduinseweg was alles nog flessen maar in die polder ging alles veranderen. De baas was waarschijnlijk in Amerika geweest en daar zagen ze allemaal kartonnen verpakking. Dat was daar al gewoon. Dus brachten ze dat allemaal hier naartoe en wij moesten dat ook gaan doen. De flessen eruit de pakken erin. We hebben nog plasticzakken ook gehad dat was helemaal een sof. Dat wilden ze ook in de handel brengen maar dat heeft niet lang geduurd.
Leerdam en Van Grieken dat waren eigenlijk vrienden van elkaar en daar mocht je als werknemer niet naar toe zonder toestemming van je eigen baas. Je mocht van elkaar geen personeel aannemen.
Was het in die periode alleen melk of waren er ook melkproducten?
“In de oorlog is het een gaarkeuken geweest. Konden mensen soep halen en dergelijke. Want toen was er geen melk alleen voor baby’s was er melk en voor de rest niet want dat ging allemaal naar de Duitsers. Tot 1945 toe en toen zijn ze weer een beetje voor onszelf begonnen. Toen begonnen ze met flessen vullen met de hand, want er waren nog geen machines in de handel dat kwam later pas. Moest alles met de hand dan zat je op een kratje flessen te vullen. Toen kwam de eerste machine van tweeënhalf duizend en zo is dat allemaal verder gelopen. Alles geautomatiseerd, dat scheelde weer mensen. Na vijf tot tien jaar kwam er een andere machine en die draaide het dubbele en toen van 10.000 naar 12.500. Toen ik weg ging stond er een van 20.000. Maar dat scheelde wel drie vier mensen aan die lijn.”
Hoeveel mensen werkten er zo aan de Loosduinseweg?
“Een goeie 100 en voor het seizoen aannemen. Wij kwamen daar toen zei hij: ‘je kan maandagochtend beginnen’ en dat was een maand voor het seizoen in september was afgelopen. Je kwam er in april in en eind september was het afgelopen. Dus maakte hij een lijstje van wie er teveel waren en dan kwam hij langs. En dan zei hij: ‘ik heb een mededeling voor jullie’ – ‘en dat is?’ – ‘nou, het seizoen is afgelopen we moeten je op het lijstje zetten want je bent overbodig geworden’. ‘Nou dan hebben we pech gehad’, maar je had toen geen WW en dergelijke. Dus je moest gelijk ander werk zoeken. Maar hij zegt: ‘we hebben de handen boven je hoofd gehouden, jullie mogen allebei blijven’.
April tot september waren de drukste maanden van het melkbedrijf en in december begon het dan weer een beetje. Dan zakte de omzet en december was een hele drukke maand wegens de feestdagen.”
Iedereen had dus een tijdelijk contract?
“Dat maakte ieder bedrijf mee. Het was seizoenswerk. Dat was met karnemelk. Als het heet was moest je allemaal karnemelk hebben. Als het vroeg Pasen en Pinksteren was en het was mooi weer, stond de baas ze gewoon van de weg of te plukken. ‘Kan je niet een paar uur komen helpen? Ik heb personeel nodig’. Ja dat moest gebeuren, karnemelk daar zijn ze rijk van geworden. Karnemelk is het product geweest van het melkbedrijf.”
Was er ook iets als een personeelsvereniging?
“Ja, ze beschouwden het als een familie. Op de Loosduinseweg was dat nog zo. Je moest er hard werken, geen pardon, maar ze konden een goed feestje bouwen. Als daar wat loos was bij die van Griekies, perfect. De baas in het midden en allemaal eromheen. Het gebeurde allemaal in een restaurant. We hebben overal gezeten, congresgebouw in grote zalen, want er werkten honderd man. Met vrouwen erbij het dubbele. Dat werd steeds erger we konden geen ene zaal meer in, zo groot was de groep. Met bussen gingen we naar Alphen aan de Rijn. Ze wisten precies wie er was of niet. Je kreeg een uitnodiging thuis of je met je vrouw die en die datum wilde komen. Afscheidsrecepties, iedereen kreeg een uitnodiging ’s middags om vier uur. Dan zat er iemand op kantoor met koffiebonnen achter een tafeltje met een lijst bij hem die kruiste precies aan wie het was en de andere dag stond de grote baas al achter je. ‘Waar was je gisteren, we hebben je niet gezien? Dat hebben we wel gezien op papier. Wat is er aan de hand?’ Dan kwamen ze je even op de vingers tikken en de volgende keer ben je er wel.”
Was er ook een kantine aan de Loosduinseweg?
“Nee, boven een klein zaaltje, kwart litertje melk meer kreeg je niet. In de Plaspoelpolder is de luxe er allemaal bij gekomen. Daar had je een mooie kantine met koffiezetten en noem maar op. Daar kon je van alles krijgen maar dat was daar niet. Dat kwart litertje daar moest je het de hele dag meedoen. Zelfs als je stond te bottelen en je nam wat dan ging je eruit en een sigaretje roken was er niet bij. “Dat is de laatste keer, daar is het gat van de deur”.
Er werd scherp opgelet. Er zijn er wat uitgeschopt. Onderling stonden ze je af te peilen.”
Als die mensen die dan geen werk meer hadden, gingen die dan naar andere zuivelfabrieken?
“Nee dat speelde ze door. Dan kwam je niet aan de bak. Als je bij van Grieken weggestuurd was vanwege pikken dan namens ze je nergens aan. Maar als je niet gestolen had kon je ook bij niemand anders terecht. Nee, niet bij Leerdam wel bij anderen. Dat waren twee grote vrienden van elkaar. Ze zaten iedere week bij elkaar.”
Werd ook een uniform of bedrijfskleding gedragen?
“Een pet hadden we allemaal op en zo’n vel voor, zo’n sloof. Kreeg je van de baas. Helemaal geüniformeerd waren we. Die zaak had je op de Beeklaan zitten. Beijer daar kregen wij drie overalls per jaar. Maar je moest wel zorgen dat ze s’ maandags schoon waren, witte en blauwe. Anders werd je naar huis gestuurd met drie dagen schorsing. Naderhand kon je dat bij het bedrijf doen, dan kon je ze inleveren en werden ze opgehaald door de wasserette. Klompen en rubber laarzen heb ik toen gedragen en daar zorgden ze wel voor. Je moest er wel wat voor betalen dat hielden ze van je loon af. Alleen de klompen moesten betaald worden. Ik geloof 2,50 of drie gulden en dan ging er drie weken een gulden van je loon af.”
Met dit relaas is weer iets meer bekend geworden van de werkomstandigheden bij een van de melkfabrieken in Den Haag/Rijswijk. De firma van Grieken is één van de bedrijven, die tot begin jaren negentig van de vorige eeuw zelfstandig heeft kunnen opereren in de zuivelsector. Een bijzondere prestatie, die met deze echo ook enige achtergrond krijgt.