Echo’s van de werkvloer
A. Spaargaren, Philips telefooncentralefabriek
In het bekende fabrieksgebouw van Philips aan de Fruitweg van architect Roosenburg werden telefooncentrales gemaakt. Voordat het bedrijf dit nieuwe pand betrok in 1959 was Philips gevestigd in een hergebruikt groot fabriekscomplex in de Stortenbekerstraat. In het voorjaar van 2019 spraken we de heer Aad Spaargaren, één van de werknemers uit de periode Stortenbekerstraat. Hij werkte bij Philips van 1948 tot 1954 met een onderbreking van twee jaar voor zijn militaire diensttijd.
“Ik heb er alles bij elkaar meer als zesenhalf jaar gewerkt. Vlak na de oorlog toen ik 15 was, mijn vader is omgekomen bij het bombardement op het Bezuidenhout, dus toen was er geen geld en ben ik gaan werken. Ik zat toen eigenlijk op de ambachtsschool. Toen ben ik gaan werken bij Siemens in de Van der Kunstraat. Daar werden allemaal materialen binnengebracht van telefoons, telefooncellen en zo, die gebombardeerd waren. Dat moest allemaal schoongemaakt worden en ook van wat er in centrales zat, kwam allemaal binnen en dat was allemaal beschadigd natuurlijk en kapot en dat moest uit elkaar gehaald worden. Dat heb ik ongeveer zes maanden gedaan. Toen zei mijn moeder ga maar weer naar school, want ik krijg steun. Ze zei wat jij verdient, dat was misschien een tientje, dat wordt toch weer afgehouden van de steun, dus dat heeft geen zin, haal maar een diploma. Ben ik terug gegaan naar school en toen ben ik van school uit, ik was leerling automonteur, ben ik bij Auto-industrie gaan werken.”
Welk bedrijf was dat waar u automonteur werd?
“Bij de Oldsmobile, de Internationale Automobiel Maatschappij, die zat in de Scheldestraat 2. Dit betrof een proefaanstelling. Nou daar verdiende ik 28 cent per uur, dat is f 13,44 in de week. Daar heb ik ongeveer een jaar gewerkt en toen kwam ik een vriendje tegen en die werkte bij Philips in de Stortenbekerstraat in Den Haag en die zei, joh kom bij ons werken dan verdien je veel meer. Ik zeg wanneer kan ik beginnen? Nou, hij zegt, ga maar mee maandag, ben ik meegegaan en hebben we zitten praten en daar kon ik wel f 20,- verdienen, dus ik denk nou.. dus ik heb opgezegd. Ben daar gaan werken en dat was dan in een soort stukloon. Ik moest die apparaten die d’r stonden, die werden dan dwars in een bank gelegd en dan kreeg je draden die allemaal al aan elkaar zaten, kabels, met allemaal verschillende kleurtjes en die moest je erin solderen. In die stiften daar zaten drie gaatjes dus dat moest bijvoorbeeld in het achterste gaatje gesoldeerd worden en die in het voorste gaatje. Daar kreeg je dan een dag voor, acht uur en als je dat in zes deed dan kreeg je acht uur uitbetaald. Dus als je handig was en je een beetje ingewerkt was, omdat ik bij Siemens had gewerkt was ik al een beetje met dat spul vertrouwd geraakt, dus ik verdiende al heel snel f 30,-, dus toen kon mijn moeder uit de steun. Ik was, zeg maar, kostwinnaar.”
Dat waren ook onderdelen van telefooncentrales, net zoals bij Siemens?
“Ja, dat waren kabels daar kwamen wel een paar honderd draadjes uit en allemaal verschillende kleuren, die moesten allemaal op bepaalde dingen gesoldeerd worden.”
Werkte uw collega’s ook allemaal in stukloon?
“Ja, allemaal behalve de controleurs dan die het nakeken, die werkten gewoon en de expeditie ook, maar voor de rest werkte iedereen ‘in akkoord’, noemden wij dat. En dan ging je naar de tijdschrijver z’n hokkie en dan zei je ‘ik ben aan het volgende rek’ en dan kreeg je een lijst van hem en daar stond in het aantal uren dat je er voor kreeg, voor dat product dat je moest maken en hoeveel je mocht minderen, want als je heel snel was kon je zelfs meer minderen, dus meer verdienen, maar dat mocht niet. Dat had de ondernemingsraad dan weer ingesteld, want die zei ‘ja, want er zijn mensen die kunnen het allemaal niet, die verdienen dan helemaal niks. Dus als je meer dan 20% verdient dan werd daar weer de helft vanaf gehouden en dat ging naar zomerhuisjes van Philips.
En als je ziek was, dat was helemaal hopeloos. Dan kreeg je uitbetaald niet naar wat je altijd verdient had, maar gewoon naar je normale salaris. Dus zeg dat ik f 30,- verdiende en dat ik elke week f 40,- maakte, maar als ik ziek werd, kreeg ik maar van f 30,- zogezegd ziekengeld.”
Hoe groot was het daar?
“Nou, ik denk dat er een man of 80, 90 werkten in de Storterbekerstraat. Ja, want er waren drie etages. Je had beneden de expeditie, dan had je één hoog kantoren en werkgelegenheid en dan boven.”
Zat u op de derde etage? Dus al die zware dingen moesten allemaal omhoog?
“Ja, daar was een lift voor.
Die kabels kwamen kant en klaar aan. Je moest alleen zeg maar, als je zo’n draadje wilt solderen, dan moet dit kaal zijn. Want dat moet natuurlijk het soldeer pakken, dat moet koper zijn. Dus dan had je een speciaal dingentje en dan pakte je die draad en dan zette je op 7 mm en kneep je hem dicht, trok je h’m en dan was ie schoon en dat draaide je weer in een gat er omheen en dat soldeerde je vast. En dan had je wel eens dat je iets te kort kwam, dat iets niet lukte, laten we zeggen, je soldeerbout ging stuk. Dan kon je niet werken en dan ging je naar die Brocken, de afdelingschef en dan zei je, ja mijn soldeerbout is stuk. Ja, dan kreeg je een reparatiekaart, van een half uur en in dat half uur moest jij dan zien dat je weer die soldeerbout maakte of dat je een ander kreeg. Ja zo ging dat.”
U noemde net een tijdschrijver, wat deed die man precies?
“Nou, die schreef bijvoorbeeld hoe lang je over zo’n apparaat moest doen. Eens in de zoveel tijd kreeg je een tijdschrijver bij je. Dan moest jij gaan werken en dan keek hij op z’n horloge hoe lang je overal over deed. Over dat deed je zolang, over dat deed je zolang en dan gingen ze weg en dan werd dat besproken met de Ondernemingsraad ook en dan zeiden ze d’r gaat een half uur af of zo, van een artikel. Nou en dan was er weer een hoop protest.”
Er werd dus heel streng gecontroleerd?
“Ze waren heel streng met uitgaan als je tussen de middag een half uur schaft, had je, nou dan gingen we de Vaillantlaan op daar, een paar winkeltjes kijken en zo, maar als je terug kwam werd je al gefouilleerd of je niks bij je had, werd je eruit gepikt, kom maar hier. Dan ging je zo’n zijkamertje in en daar stond iemand die ging voelen overal wat je bij je had en als je ’s avonds weg ging werden er ook een heleboel uitgehaald.”
Werkte er alleen maar mannen?
“In onze afdeling werkten alleen maar mannen. Op kantoor werkten ook vrouwen. Nee, niet in de productie. Het was natuurlijk pokkenwerk op z’n Hollands gezegd. ’s Morgens om 7.45 uur erin en ’s avonds om 17.00 uur eruit en je kon niet weglopen want dat kostte allemaal je eigen tijd. Als je zei: ‘ik ga een sigaretje roken’ dan wist je dat is je eigen tijd. Dus je moest harder werken, je moest weer in lopen. Maar we hebben ook ontiegelijk gelachen natuurlijk al die kerels onder elkaar. Ik was nog jong. Toen ik begon was ik 15 jaar. Ik vond het helemaal mooi.
Maar, het is een hele goeie leertijd voor me geweest. Ik heb leren werken en ik wist wat ik moest doen en ik deed wat ik moest doen en hielp andere jongens ook wel als het nodig was.”
Hoe lang bent u daar in dienst geweest?
“In dienst, dat ik er gewerkt heb vier jaar, twee jaar voor mijn militaire diensttijd en twee jaar er na, ik heb twee jaar gediend bij de Mariniers. En ik wilde eigenlijk helemaal niet terug naar Philips, want in dienst was ik chauffeur geweest dus ik was vrij leven gewend. Ja en dan weer in die fabriek, maar ja toen kreeg ik verkering en dan moet er geld op tafel komen. Ja toen ben ik maar weer teruggegaan. Ik had de schurft aan die fabriek, maar ja je kan er toch niets aan doen. Je moet geld verdienen want je kreeg vroeger geen uitkering hoor als je niet werkte dat was er niet bij.”
In die fabriek maakten ze eigenlijk alleen onderdelen van telefooncentrales, voor de rest niet?
“Voor de rest niets, later toen ik weg ging, kwam er een afdeling bij voor televisies, onderdelen van televisies. Alleen telefooncentrales maakten ze, want de telefoons zelf zag je ook niet.”
Er was ook een gedeelte in de Binckhorst, waren dat weer andere onderdelen?
“Daar zaten ze, zeg maar, die kabels te maken, die voorstukken in de Binckhorst. Ja, maar Philips was toen een heel groot bedrijf, die had veel.. die had een afdeling in Huizen, want daar kon je dan als je heel goed je best deed, mocht je naar Huizen. Dan kreeg je een opleiding en je kon naar Hilversum als je goed je best deed, maar als je heel goed je best deed, zoals ik, dan wilden ze je niet kwijt.
Vroeger waren die arbeidsomstandigheden heel anders als tegenwoordig. Als ik in die garage werkte ook. Dan verdiende ik twaalf cent, zeg maar tegen nu € 12,- per uur. Ik deed werk van een volledige monteur en dat vond ik heel gewoon en als je dan zei ‘ja ik moet dit of dat doen’. ‘Nee dat kan niet’, maar als je de rekening zag wat die eigenaren van die auto’s moesten betalen, dan dacht je nou ze verdienen behoorlijk wat aan je. Je moet wel of je wil of niet. Je kon niet van je plaats af of je werd in de gaten gehouden, ‘wat ga je doen?’. Als je naar de wc ging, kwam er even later zo’n chef kijken in de wc wat je deed of je stond te roken en die hele wc stond blauw van de rook.”
U heeft ook een aantal jaren bij Siemens gewerkt, kunt u dat vergelijken met Philips? Was dat ook dezelfde sfeer?
“Siemens was voor ons, na de oorlog, beter als Philips, want bij Siemens kregen we elke dag een halve liter melk, vanwege dat giftige spul, die dampen, die damp die van soldeer afkomt is giftig. Bij Philips kreeg je niks. Je kon hard werken en je geld verdienen en om vijf uur wegwezen en dan werd je nog gecontroleerd ook, was je ook een half uur kwijt, hoor. Want dan werden er drie, vier uitgehaald en dan moest je daar in de gang gaan staan en dan stond je te wachten tot ze klaar waren.”
Na Philips bent u bij een afbetalingsmagazijn gaan werken en heeft u daarna nog gewerkt?
“Weer bij een afbetalingsmagazijn, een betere die meer betaalde. Daarna ben ik bij het Rode Kruis gaan werken. Ik heb 13 jaar bij het Rode Kruis gewerkt, eerst als chauffeur en later als beheerder van het wagenpark. Daar heb ik gewerkt tot mijn pensioen tot mijn 60ste.”