Echo’s van de werkvloer
N. Plugge, Rijksautomobiel Centrale (RAC)
Met de recente herontwikkeling van de RAC-hallen, die in 2020 op gang kwam, richtten we ons als SHIE ook op de historie van het bedrijf. In een serie interviews spraken we met oud-werknemers. Eén van hen, de heer N. Plugge, die in 1948 in dienst trad als leerling-monteur bij de RAC en opklom tot hoofd schade-expert en beheerder van het wagenpak.
In welke functie bent u begonnen?
“Als leerling-monteur. Ik heb eerst een jaar gewerkt bij Van der Valk in de Volkerakstraat, dat was een Opel dealer. Dat eerste jaar werkten we van half acht tot in principe vijf uur, maar dan mocht ik iets eerder weg, omdat ik naar school moest. Ik woonde in Voorburg. Dan ging ik naar huis, wassen aankleden, eten, naar de school aan het Veluweplein. Over het Schenkviaduct en als ik over het Schenkviaduct terug fietste, dan moest ik in de Volkerakstraat even kijken, of het licht nog brandde en als het licht nog brandde, dan had ik opdracht van Joosten, de chef werkplaats, “dan kom je eerst kijken of we je nog nodig hebben”.
Op school had ik een paar jongens in de klas zitten, die werkten bij de RAC en het bleek dat die meer verdienden dan ik bij Van der Valk. Toen heb ik gesolliciteerd en ben aangenomen.”
Wat heeft u voor opleiding gedaan?
“Dat was toen ambachtsschool en de rest heb ik in de avonduren gedaan, tot de HTS toe.”
Kreeg u bij de RAC ook een bedrijfsopleiding?
“Eerst, ja, die school was dus eerst in het RAC gebouw, maar doordat het steeds meer nodig was voor onderhoud van de auto’s, want er kwamen steeds meer auto’s bij, ook uit de dump vandaan en er moest een hele hoop gerepareerd worden, is de leerschool verplaatst naar de Marktweg, in een loods, dat was een gewone werkplaats. Daar heb ik toen twee jaar, met een aantal jongens de school gedaan.”
Dat was en leren en werken?
“Gewoon, elke ochtend om half acht beginnen en tot half vijf en dan naar huis om naar school te gaan ’s avonds. Vier avonden in de week, naar de avondschool. Ik heb 10 jaar de avondschool gedaan en daarna nog allerlei andere cursussen, die nodig waren voor de verdere ontwikkeling bij het bedrijf.”
Waar was die loods aan de Marktweg?
“Op de Groente- en Fruitmarkt, op het terrein zelf, je moest de hoofdingang van de Groothandelsmarkt in, aan de Marktweg en dan direct het eerste pad naar rechts en dan bijna tegen het water aan, daar had je twee grote stroken loodsen met allemaal van schuifdeuren. Daar zat aan de ene kant Piet de Gier, een transportbedrijf. Aan de Marktwegkant, met de rug er naar toe, was de werkplaats voor de RAC. Daar was de leerschool, het was zo groot, de achterste drie deuren was de leerschool en de voorste drie deuren, dat was een verlengstuk van de werkplaats in de Van der Kunstraat.”
Met de opleiding wist wat u weten moest?
“Ja, en daar heb ik alles bij elkaar geluk mee gehad. Ik heb na militaire dienst allerlei andere functies, direct al gedaan. Ik ben chef van de werkplaats geweest en toen ben ik weer naar de buitendienst in Rotterdam gegaan en toentertijd beheer van het hele wagenpark. Dan was ik ook hoofd schade expertise voor ons wagenpark, omdat de auto’s toen verzekerd waren bij het ministerie van financiën.
Aan de Lulofsdwarsstraat had je loodsen en die waren van een ander bedrijf, maar die hebben ze gehuurd. Die eerste loods daar was de plaatwerkerij voor het simpel verbouwen van auto’s voor de Post en voor de telefoondienst. Maar ik deed in de werkplaats, als chef werkplaats, verbouwing van auto’s, heel speciaal. Dat liep zo uit de hand, ik had gewoon geen tijd meer om toezicht te houden op het gewone reparatiewerk. Toen hebben ze die andere loods, daarachter er bijgekocht en dat was mijn werkplaats geworden.”
Wat waren dat voor dingen, die u daar inbouwde?
‘Om te beginnen speciale voertuigen voor Rijkswaterstaat, voor stroefheidsmeting op het wegdek. Dat waren kleine aanhangwagens, later werden ze groter. Bij de Post gingen ze naar die zogenaamde pakketkarren, zoals je die ook bij de kruidenier ziet en toen moesten ze auto’s hebben met laadkleppen, een hydraulische laadklep. Toen hebben wij de eerste gebouwd, met laadklep.”
Dan werd een bestaande auto omgebouwd?
“Ja, een bestaande auto kreeg zo’n laadklep en toen later kochten ze 5 nieuwe met een laadklep er op. Het probleem was inmiddels geworden, dat ’s nachts, bij het lossen van de post het teveel lawaai maakte. Toen zijn we aan het zoeken gegaan naar een oplossing en toen hebben we andere hydraulische pompen geplaatst, die stiller waren, zogenaamde duikbootpompen. Nou, dat deden we dan in die werkplaats, om dat uit te vogelen.”
U staat op de foto niet in overall?
“Nee, dat hoefde ook niet meer. Ik had hem nog wel eens aan hoor, als er een moeilijke klus was, dat we gezamenlijk bezig waren. Twee auto’s hebben we toen gemaakt voor de IJ-tunnel bij Amsterdam voor de Rijkswaterstaat. Die moesten speciaal omgebouwd worden met een trekinstallatie, als hulpverleningsvoertuig.”
Die wagens moesten aan bepaalde eisen voldoen, gaf iemand daar dan opdracht voor?
“Ja, we kregen opdracht en we hadden voorbesprekingen. Op een gegeven moment moesten we gaan bouwen en dan zeiden we: wat zijn de wettelijke eisen waar je aan moet voldoen op zijn minst. Daar moesten we rekening mee houden. Die voertuigen, daar heb ik ook een speciale band mee.”
U was ook betrokken bij het rijdend postkantoor?
“Dat rijdend postkantoor is op een gegeven moment in gebruik genomen en toen moest alles getest worden, onder andere de telefoonapparatuur. Achterin zitten drie telefooncellen en voorin staat een telexapparaat. Dat testen hebben ze gedaan bij de kleine telefooncentrale in Vreugd en Rust in Voorburg. Vreugd en Rust is een koninklijk onderkomen van Wilhelmina geweest en die hadden telefoon nodig en toen is er speciaal een kleine telefooncentrale op die hoek gebouwd.
’s Avonds om negen uur stopte de motor en voor het testen moest de motor draaien en ik woonde er vlakbij en dat wisten ze. Toen hebben ze mij erbij gehaald en hebben we dat bekeken. Het was ter plekke niet te repareren, dus we hebben hem uiteindelijk naar de werkplaats gesleept en in orde gemaakt. Op zaterdag zou die bij de TT in Assen z’n eerste optreden doen, want dat was met het eerste rijdend postkantoor, die de Duitsers gestolen hebben, ook gebeurd. Dat wilden ze perse met deze ook, maar ja, de motor was vastgelopen. Toen hebben we er dus twee nachten aan doorgewerkt, om die motor in orde te maken. Op woensdagavond laat was hij klaar en konden ze nog net op tijd naar Assen rijden. Sinds die tijd heb ik er een beetje bemoeienis mee gehouden. Op een gegeven moment moest het rijdend postkantoor naar een tentoonstelling van postmechanisatie in Rome. Hij kon niet op de trein, want op sommige plaatsen was het treinspoor met bogen en daar kon hij niet onder die bogen door, dus ze moesten over de weg daarheen. Dan krijg je zo maar opdracht om met de chauffeur en nog iemand samen, om het rijdend postkantoor te begeleiden naar Rome. Als er wat aan defect was, moest ik het repareren. Nou, dat is dan ook gebeurd, de hele achteras draaide in elkaar in Genua en hij had ook voorwielaandrijving, toen zijn we op de voorwielaandrijving naar Rome gegaan. In Rome heb ik, na de tentoonstelling, de achteras ter plekke gerepareerd met onderdelen uit Eindhoven vandaan, van DAF. Toen zijn we weer terug gegaan naar huis. We hebben nog een week in Avignon gestaan, omdat toen het Suezkanaal dicht was en er nergens brandstof te koop was. Dus toen we daar in afwachting van de dingen waren, kregen we met telex, via het postkantoor daar, op een gegeven moment opdracht om terug te gaan naar Nederland over de weg en melden bij het postkantoor onderweg, het postkantoor zorgt dat jullie brandstof krijgen. De volgende plaats doorgeven, waar je weer moet tanken, die zorgen weer, dat je brandstof krijgt en dan wip je van het ene postkantoor in Frankrijk naar het andere postkantoor en zo wip je naar Nederland toe om het spul thuis te krijgen.”
Er was aan twee kanten van de RAC-hallen een werkplaats?
“Je had het oorspronkelijke gebouw wat in 1936 gebouwd is, de werkplaats en magazijn aan de Van der Kunstraat, het onderste gedeelte. Toen brak de crisis uit en de oorlog en toen hebben ze niet de bovenbouw er op gezet, wat oorspronkelijk wel de bedoeling was. Daarna hebben ze, want ze kwamen ruimte tekort, hebben ze een lange hal tussen parkeerterrein en werkplaats/magazijn erbij gebouwd, als tijdelijk onderkomen voor de motorrevisie en de plaatwerkerij, de autobeklederij en de timmerwerkplaats. Maar dat is altijd blijven staan. Rond 1970 is deze bovenbouw er bovenop gezet, dat kon ook, omdat het gebouw zo gebouwd was, dat er een verdieping op zou kunnen.”
Waren er veel dingen, die je niet mocht delen?
“Ja, zeker, we hebben Opels, personenauto’s hebben we omgebouwd voor de lui, die geheime zenders opspoorden. In het Noorden van Nederland heb je veel van die lui, die muziek maken, de zogenaamde illegale zenders, die storen de reddingsdiensten bij de eilanden, dus die moesten opgespoord worden. Maar, als ze dan twee keer met zo’n auto [peilwagen] in de straat hadden rondgereden, dan wist iedereen dat. Dus wij bouwden toen die auto’s zodanig om, dat ze er als een gewone personenauto uitzagen, maar binnen in herkende je de auto niet meer.”
Heeft u enig idee hoe groot dat wagenpark toen was?
“Toen ik wagenparkbeheerder was, met alles wat we dus hadden, voor de dienst, en daar valt dus niet onder de Rijkspolitie, daar valt niet onder Defensie en het Ministerie van Landbouw, maar de rest van de overheid voertuigen, die hadden wij dus in aankoop en in onderhoud en dat waren er 15.000.
Die kwamen bij de werkplaatsen, die we overal hadden en waar we niks hadden, gingen ze naar particuliere garagebedrijven. Dat was dus weer één van mijn taken, eerst voor zuidwest Nederland, om naar die garagebedrijven toe te gaan en te overleggen over het onderhoud van die auto’s en in de gaten te houden, natuurlijk. Daar hadden we wel weer buitendienst monteurs voor, die dat werk deden, maar niet de aparte zaken die te bespreken waren.
Een hoop werk altijd geweest en altijd met heel veel plezier gedaan.”
U bent in 1948 begonnen?
“Ik ben in 1948 begonnen en in 1992 met pensioen gegaan, ik heb 44 dienstjaren gehad. Ik kon al eerder weg, maar ze hebben toen gevraagd van het bedrijf of ik nog twee jaar langer wilde blijven.”
Op een gegeven moment ging er ook veel veranderen?
“Ja, dat was net op het moment, laat maar zeggen, in het begin in 1990 begon PTT Autolease te functioneren, in 1988 zo ongeveer is het PTT Autolease geworden. Het werd een heel ander bedrijf, er werd veel meer gelet op kilometerprijs en op bandenprijs. We moesten de auto’s gaan aanbieden aan de diensten, met name PTT op zogenaamde ROB cijfers, dus Reparatie, Onderhoud en Banden, dat is dan de afkorting daarvoor. Dat is toen eerst opgezet en toen is dat uiteindelijk overgenomen door Autolease Holland.
Als het een leasebedrijf wordt dan moet op de cent nauwkeurig uitgerekend worden wat de kilometerprijs is en daar heb je dan als werkplaats ook mee te maken. Dus die monteurs die moesten ook bewust zijn van de consequenties. Daar heb ik nog even wat aan gedaan, dat ik in het land geprobeerd heb om uit te dragen, wat is het eigenlijk, dat leasebedrijf en wat betekent dat. Voordat dat doordringt tot mensen die ook toen al 38 dienstjaren hadden. Het was bijna water naar de zee dragen.”
Die laatste periode, werkte u toen steeds vanuit Rotterdam?
“De laatste 2 jaar had ik weer eventjes kantoor in Den Haag. Ja, dat is, wat moet ik zeggen, het bedrijf heeft me enorm geboeid en ik heb het altijd heel prettig gevonden en natuurlijk waren er, wat ik zeg, wel eens momenten, waarvan je zegt, wat moet ik daarmee, maar of ik, ik heb ook wel eens met de vuist op tafel geslagen, zo, maar dat doen we niet, of ik doe dat niet, ondanks dat jullie dat willen doe ik het niet. En dat hebben ze geaccepteerd.”