Echo’s van de werkvloer
J. Verhoeff, Rijks Automobiel Centrale (RAC)
Met de recente herontwikkeling van de RAC-hallen, die in 2020 op gang kwam, richtten we ons als SHIE ook op de historie van het bedrijf. In een serie interviews spraken we met oud-werknemers. Eén van hen is Joop Verhoeff, die in 1974 als automonteur in dienst kwam bij het bedrijf en als service-adviseur in 1999 de RAC verliet.
“Toen ik daar in 1974 kwam, was ik dus… dat heette toen zo mooi employé 3, dat was zo het minste, je had ook nog employé 2, maar dat werd niet gebruikt, gewoon werkman heette dat dan, in PTT taal. Naderhand had je chef-werkman. Dan werd je nog naderhand voorman dat was weer wat hoger. Mijn werk was dus gewoon onderhoud plegen aan auto’s en ik werkte in de werkplaats, in het lange gedeelte.”
“Bij de RAC hadden we een werkplaats en een servicehal. De servicehal was meer bedoeld om á la minuut te repareren en de werkplaats was om de grotere reparaties te doen. Dat was ruimtelijk gescheiden.”
..en waar zat de servicehal?
“Als je de 1e van der Kunstraat had, de rechte straat, dan was het gebouw aan de onderkant was de servicehal. Via een hele grote deur ging je naar binnen en naast die grote deur had je weer twee elektrische deuren en dat waren de smeerput en de APK-brug.”
..en dat was in het gebouw dat er nu niet meer staat?
“Juist. Dat was gescheiden en er liepen ‘muren’ helemaal van glas. Daarachter in de lengterichting, ik denk tussen 30 en 40 meter lang, was de werkplaats. Daar stonden allemaal bruggen achter elkaar en elke brug had zijn eigen deur. Want je reed dus om het gebouw heen, dat was allemaal binnen op het terrein, je kon dus aan de achterkant de servicehal inrijden, maar je kon ook via één van de 6 tot 8 hele grote deuren, die waren zeker 4 m breed en 4 m hoog. Achterin waren de vrachtwagens en voorin waren de personenauto’s en de kleine bestelauto’s.”
Wat heb je voor opleiding gedaan?
“Mijn opleiding was automonteur. Ik heb op de LTS gezeten, zoals het zo mooi heette vroeger, nee ambachtsschool heette het toen op het Lamgroen. Ik ben begonnen in 1960 bij de Peugeot, dat was een dealer, dat was ERAS, die zat op de Hooikade en hij zat op de Pletterijkade. We keken vanuit onze showroom recht op het Rijswijkseplein. Daarna ben ik in militaire dienst gegaan, van 1966 tot eind 1967. In 1968 ben ik eerst bij een Fiat-dealer gaan werken en ik heb ook nog een tijdje bij de Renault gezeten. Die zat in de Gouwestraat. Daarna werkte ik in een kleine garage 1972-74 en dat was een Avia servicestation. Ik werkte als monteur samen met mijn baas S. Lamping, die bediende de benzinepomp en dat was in de Scheldestraat nummer 12. We hadden toen veel klandizie van de Staatsdrukkerij, die daar achter zat.”
“In 1974 ben ik bij de RAC terecht gekomen en gebleven totdat de RAC eigenlijk ophield. Die werd overgenomen door Auto-lease Holland en ze kregen een zak geld mee van de PTT of KPN heette het toentertijd, maar waar dat allemaal aan besteed is weet ik niet, maar niet echt aan het personeel. Ze wilden graag die 14.000 auto’s hebben die wij hadden en toen die eenmaal van Auto-lease Holland waren, hadden ze eigenlijk dat personeel niet meer nodig. Dat onderhoud aan de auto’s konden ze overal laten doen en goedkoper natuurlijk. Dat is dus de reden geweest waarom de RAC eigenlijk ophield, want de KPN wilde allemaal af van die bijproducten.”
Hoe zat het bij de RAC, hoe waren de omstandigheden in vergelijking met andere bedrijven? Verdiende je daar beter?
“Je verdiende, vooral in het begin toen ik daar kwam werken, minder als in het bedrijfsleven, maar je kreeg een vaste aanstelling en je had faciliteiten die toch wel zo waren dat je bij je eigen dacht, dat als ik bij een particuliere baas zit dan wordt me dat niet in dank afgenomen. Als jij je natuurlijk niet goed voelt, maar je denkt mijn baas moet het alleen opknappen, dan ging je toch naar je werk. Dan ging je doen wat je doen kon, maar bij de RAC was dat gewoon heel anders, want het was gewoon een onderdeel van de PTT, dat zat wel goed. Dat was nooit een probleem.”
In die begintijd wat voor auto’s kwamen er toen voor onderhoud? Allemaal van PTT en ook nog van andere Rijksdiensten?
“Jawel, het enige wat wij niet hadden in ouderhoud waren Defensie en het Ministerie van Landbouw. Want bijvoorbeeld ME-auto’s werden bij ons gemaakt, in de nieuwbouw. Die werden bekleed met die speciale platen waar dus geen kogel doorheen kon, tussen aanhalingstekens, want ik heb geldtransportauto’s gezien van de PTT en die waren doorzeefd ondanks de bepantsering.”
“Ja, altijd bestelauto’s en van diverse ministeries ook de personenauto’s, die door ministers, staatssecretarissen werden gebruikt. Daar weet ik nog een hele mooie anekdote van Den Uyl van, als ik daar nog aan terug denk… omdat Den Uyl van de PvdA was, moest dat allemaal goedkoop, dat moest het goedkoopste van het goedkoopste. Dus er werd een Peugeot 504 aangeschaft.”
Maar bepaalde iedere minister dat dan zelf?
“Dat is altijd iets wat mijn irritatie heeft opgewekt, want er reden ministers in hele dikke BMW’s en er reden ministers gewoon in een Peugeotje. Er was een budget en je mocht tot zo ver gaan, maar de chauffeur maakte uit wat voor auto de minister ging kopen. Dan was het gewoon zo van, nee joh, dat moet je niet kopen, alleen maar ellende en de ministers, die hadden geen verstand van auto’s, die lieten hun oren hangen naar de chauffeur. Dan kreeg je, nee die BMW 720 of 730 of 735 nee dat is het helemaal en dan werd er een modus gevonden om over dat bedrag heen te gaan.”
“Over Den Uyl: moest er een hele kale Peugeot 504 komen. Nou die werd dus aangeschaft en dan kon hij daar mee pronken dat hij heel ver onder het budget zat van minister-president. Als dat achter de rug was dan werd die wagen ingeleverd en dan moest alles eruit, dan moest er een airco in, d’r moest een schuifdak in, d’r moest lederen bekleding in, d’r moest dit in d’r moest dat in. De wagen werd drie keer zo duur, maar dat werd nooit meer verteld.”
“Wij hadden een werkplaats daar werd gerepareerd en we hadden de nieuwbouwwerkplaats daar werden alle auto’s uitgerust naar verlangen. Als je nou die twee hallen hebt dan was de 1e van der Kunstraat daar zat dus de RAC en aan de andere kant zat de nieuwbouwwerkplaats.”
In die hallen die er nu nog staan?
“Nee, daar tegenover… aan de Calandkade daar stond ook nog een pand van de RAC. Dat bestond ook weer uit twee gedeeltes en daar werden speciale auto’s voor de brandweer en speciale auto’s voor de ME gebouwd. Dat waren Mercedessen, busjes en alle PTT-auto’s die kregen een speciale uitrusting, zoals bijvoorbeeld Telecomauto’s, die groene auto’s van vroeger, daar zaten kasten in dat was helemaal voorgeschreven. Dat waren Cady’s en Simca’s en Ford Escorts, die werden allemaal uitgerust met een speciaal rek waar de post in ging. Dat gebeurde allemaal in die nieuwbouwwerkplaats aan de Calandkade.”
Wat gebeurde er dan in die twee grote hallen?
“Daar is eigenlijk nooit wat gebeurd, alleen parkeerplaats, want die eerste hal die was vroeger zonder etagevloer, die is er later ingelegd voor extra parkeerruimte, alleen maar geparkeerd en auto’s gewassen. Daar werd eigenlijk nooit aan de auto’s gewerkt. Eén hal was van de RAC daar stonden alle auto’s die wij gerepareerd hadden en de auto’s die nog gerepareerd moesten worden. De tweede hal was verhuurd aan de Post. Daar stonden alle postvrachtauto’s, bestelauto’s, geldservicewagens en werden alleen de auto’s gewassen, want er was een grote wasplaats. Aan de achterkant was er een kantoor voor de chef van de garage en daarnaast zat weer een ander kantoortje om dan de auto’s die ingehuurd waren uit te geven.”
“Ik kwam er dagelijks om een wagen op te halen en weer terug te brengen. Zij beheerden ook de benzinepomp die er stond. Want als je vanaf de 1e van der Kunstraat naar binnen reed dan was er een grote overkapping daar stonden de benzinepompen, die kon je alleen maar bedienen met een speciaal pasje van de RAC, en dan reed je meestal door, dan ging je niet die straat in, maar aan de zijkant die garage in. Diesel en benzine was daar verkrijgbaar.
Wat mij wel opviel als je de tweede hal met het puntdak hebt, dat is de hal daar zat onderin de PTT, dus alle rode PTT-auto’s, alleen maar post. Daar zat een vloer in en het mooie was die vloer kon je alleen maar bereiken via die eerste hal. Er konden toentertijd beneden al die grote vrachtauto’s van de PTT, de post, in. Er konden echt grote jongens in, en dan had je nog ruimte erboven.
We hadden vrij grote vrachtauto’s daar en soms moest dan zo vrij groot zwaar ding naar binnen en dan maakten ze aan de 1e van der Kunstraat een deur open en dat waren ook kolossale deuren helemaal van ijzer, dat was in een tijd gemaakt dat er niet gekeken werd op een paar stuivers, maar dat waren deuren van 3 à 4 duizend kilo, die liepen op stalen rails, maar als het dan een beetje gewaaid en zand en roest en weet ik al niet veel, dan kreeg je die deuren niet open. Dan stonden we met z’n drieën die deuren open te douwen. Dat lukte dan allemaal. Dan ging die deur open en kon die grote dikke vrachtauto naar binnen, maar het probleem van die vloer was, dat waren tegels, maar wel van die dikke tegels en die lagen in zand, en dan was dat ding naar binnen en buitengereden en dan kwam de garagechef weer van “oh jullie hebben… kom eens kijken”. Dan gingen we kijken en dan bleken dus die tegels zwaar verzakt te zijn. Dan moest er weer zo’n bedrijfje komen die dat weer netjes opknapte. Dat waren wel zware auto’s. We hadden één DAF 2800 lopen die was van het Centraal Magazijn uit Leidschendam, die trok dan een oplegger en daar gingen van die enorme grote kabelkatrollen op van hout en daar zaten dan leidingen op en zo.”
Je bent dus begonnen in de werkplaats?
“In de werkplaats ben ik begonnen en naarmate de jaren volgden, heb ik een aantal cursussen gedaan.”
Waren dat dan cursussen specifiek voor PTT?
“Nee, niet specifiek PTT, dat was dus.. bijvoorbeeld er kwam een nieuw apparaat uit om auto’s door te meten en dan ging je twee dagen ergens naar toe om te weten hoe dat apparaat dan werkte. Versnellingsbakken van een Simca bijvoorbeeld. Dan was er weer van de importeur die 600 van die Simca’s had geleverd voor de mensen die er mee te maken hadden, werd een cursus van een of twee dagen gegeven, die dus lieten zien hoe je de bak uit elkaar moest halen. De cursussen die wij deden waren in ieder geval gericht op onderhoud van de auto’s, repareren van de auto’s, maar we hadden ook Mercedessen en dan deed je een cursus bij Mercedes. Heel vaak werd ook boven in de kantine, boven hadden we ook vergaderruimtes, dan kwam er zo’n specialist van Volkswagen of Mercedes die kwam dan een bepaald onderdeel daar even laten zien.”
In die tijd dat jij daar werkte, hoeveel mensen werkten er toen in die werkplaats?
“In de werkplaats zelf, toen ik er in 1974 kwam werken, liepen er 28 man rond. In de servicehal een mannetje of 18 – 20, in het magazijn liep een mannetje of 5, 6 en dan hadden we nog een gedeelte erachter, dat waren de schilders, dat schilderen is iets uit de oudheid, want toen ik er kwam werden auto’s gespoten. Dus er stonden een paar spuitcabines .. aan schilders.. 15.
Je had speciaal plaatwerkers, dat was een afdeling, ik noem het afdeling, maar mensen liepen wel in dezelfde ruimte, maar bijvoorbeeld de spuiter ging niet een spatbord eraf halen, want dat was zijn werk niet. Dan kwam dus de de- en montageman of mannen en die gingen dan het spatbord eraf halen. En als dat dan gebeurd was dan ging er een nieuw spatbord op, dat deed dan diezelfde man en dan kwam de voorbewerker die ging hem schuren en de volgende spuiten en als dat gebeurd was dan ging ie naar een gebouwtje dat ook op dat parkeerterrein stond en daar stond de spuitcabine in en dan werd daar de auto afgespoten. Als dat opgestijfd was, kwam die er weer uit en dan kwam de de- en montageman en die ging koplamp erin zetten, de knipperlichten erin zetten. Dus iedereen had daar een bepaalde eigen taak. Daar zat ook een kantoor en dat was eigenlijk de tekenafdeling die zat aan het uiteinde van de tweede hal dus de puntdakhal. Boven woonde de cheffin van de kantine en hij was chauffeur van de huurauto’s. De onderkant was de tekenkamer, zoals ze dat dan noemden. Daar liepen ook pakweg een mannetje of 15.”
Wat tekenden die dan?
“Nou dan kwam er een auto van de DAF, ik noem maar wat, daar zat originele DAF-bedrading in. Dat werd er toentertijd 100% uit gesloopt, want de RAC die zei, nee alleen wat wij tekenen is goed. Dan werd een compleet nieuwe bedrading getekend en dat ging naar de nieuwbouwwerkplaats en die legden dat volgens de tekening aan. Ja, dat heeft wat geld gekost.”
“De oude RAC huurauto’s, die hadden dus altijd twee koppelingen, een koppeling waar een gewone aanhanger op kon, maar ook een koppeling waar een speciale RAC-voertuig aan kon, want die had weer zijn eigen bedrading. Dat is naderhand in de loop der jaren wel een beetje teruggedraaid, maar dit was zo denken dat een autofabrikant het niet kan, wij kunnen het.”
“Als er een ME-auto kwam dan werd precies uitgetekend waar de platen moesten komen aan de binnenkant, aan de buitenkant, waar het zwaailicht moest komen… tot op de millimeter. Stel dat het in de werkplaats niet zo druk was dan kreeg je bijvoorbeeld een auto die moest bestickerd worden. Dus er moesten stickers op ‘verzend per ptt’, want op al de wagens zat vroeger reclame. Nou dan kreeg jij de stickers en de tekening. Tot op de millimeter moest je dat gaan zitten uitmeten.”
Maar je hebt eerst een tijdje als monteur gewerkt en bent geëindigd als APK controleur en wat zat daar tussen?
“Ik werkte daar als monteur en dan klim je langzaam op. Je doet allerlei cursussen. Op een gegeven moment was ik employé 1 geworden. Dat is eigenlijk het hoogste wat je als monteur bereiken kan, want als je daarboven komt moet je leiding gaan geven. Daar heb ik nooit zin in gehad. Toen kwam in 1985-86 die APK opgang en werd mij gevraagd, van dat moet jij maar gaan doen. Ze hadden mij toentertijd een hele eigen afdeling toegeschoven om alle APK’s te doen. Er liepen daar twee, drie mensen met APK rond. Ik had een stukje van de servicehal daar kon je vanaf de straat zo naar binnen rijden. Daar waren alle faciliteiten: een brug, een lift en schutbank voor allerlei andere toestanden, co-tester, noem het maar op. Maar toen het op een gegeven moment Auto-lease Holland werd, kreeg ik weer een andere taak toebedeeld. Ik deed nog wel af en toe een APK, maar ik zat meer aan de receptie. Ik kreeg een heel mooi visitekaartje J. Verhoeff service-adviseur. …en dan zat ik samen met een collega daar, de telefoon, receptiewerk. Dat was ook mijn eind bij de RAC… Toen ik na de RAC bij de Citroën in de Binckhorst kwam, was ik dus daar ook service-adviseur. Dat was best wel heftig, want dat was echt het bedrijfsleven, dat was echt aanpoten.”
“Ik heb altijd erg leuk bij de RAC gewerkt en ook veel geleerd, veel dieselervaring opgedaan, want in het verleden werd nooit gewerkt met diesels, dat waren alleen maar dikke vrachtauto’s. Wij hebben ook nog vrachtauto’s gehad die reden gewoon op een benzinemotor. Ik heb er een beste tijd meegemaakt. Laat ik het zo zeggen ik ben er nooit overspannen geraakt, nee werkdruk…”