Haagvaarder 86 (hoofdartikel)
J.B. van Heijst & Zonen N.V.
Uit het katholieke zuiden, Tilburg, kwam Johannes Baptist Van Heijst (1845-1924) met zijn vader naar ’s-Gravenhage om in augustus 1870 in de Kikkerstraat samen een eerste smederij te openen. Daar werden kachels gemaakt, geisers en aanverwante smederij producten. Kortom allerlei zaken, waarmee een smid het leven van de mens in huis gemakkelijker en aangenaam kon maken.
Vuurkoning
Een uniek exemplaar, toonbeeld van vakmanschap, was de ‘Vuurkoning’. Deze kachels werden gefabriceerd tussen 1900 en 1909, een kachel-open haard met veel siersmeedwerk en veel koper. Bij J.B. van Heijst werkten toen niet meer dan tien man. Destijds werden de zogenaamde caloriefrèrehaarden gemaakt, die bestonden uit een pot, waaromheen hekwerk was gebouwd. De pot kon worden uitgetrokken om te vullen. De ‘Vuurkoning’ gaf veel meer warmte af dan deze tot dan toe in omloop zijnde haarden.
Nieuwe smederij
Toen de stad aan de Scheveningse kant rond 1880 uitbreidde, besloot J.B. Van Heijst zijn spaarcenten in een nieuwe smederij te steken op de hoek van de Malakkastraat en de Bonistraat. Er mocht maar één smid in de Archipelbuurt komen!
Jan Baptist Van Heijst werkte zelf in de smederij. Hij maakte onder meer prachtige sierhekken voor exterieur en interieur van kerken. Het mooiste werk is nog te zien in de kerk aan de Elandstraat: het hek van de balustrade, smeedwerk aan de trappen en de hekken van enkele kapellen.
J.B. van Heijst bleef een vakmanpatroon. Om de sfeer in het bedrijf van toen te proeven, op Nieuwjaar kwamen de ‘knechten’ bij de ‘baas’ een borrel drinken. J.B. van Heijst had hart voor zijn mensen. In de nieuwe Indische wijk, kregen de bewoners al gauw door, dat Van Heijst en zijn knechten vaklui waren. Hij had al spoedig het imago een specialist te zijn op gebied van haarden. Hij plaatste als eerste in zijn tijd advertenties en reed met een reclamewagen door de stad waarop een haard. Men kwam daadoor bij J.B. van Heijst om een Jaarsma haard te kopen.
Gebroeders
De oudste zoon Jan (Joh.P.) was in de zaak opgenomen. Op zijn beurt nam hij zijn jongere broers Joop (J.H.M)(techniek, 1886-1949) en Frans (F.W.)(administratie,1888-1955) in de leiding op. Joh. P. van Heijst (1878-1956), ‘Mijnheer Jan’, zoals hij later werd aangesproken door de ‘knechten’, bleek spoedig, behalve een goede smid ook een goede zakenman te zijn. Het eerste, waar hij zich op wierp was de fiets: het Jupiterrijwiel. Op het dak van de werkplaatsen liet hij een exemplaar plaatsen bij wijze van uithangbord.
Vanuit de fabricage van de onderdelen, kwam het idee ook de complete fiets te maken. Door de hevige concurrentie stopte de productie van fietsen en schakelde hij over naar andere mogelijkheden, die het bedrijf kende: het vernikkelen van metalen voorwerpen. In de top van de gevel werd ‘Haagsche Nikkelfabriek’ geschilderd. Tegelijk bleef het bedrijf onderdelen van rijwielen vervaardigen: kettingwielen, cranks, voorvorken en zadelpennen, die ook werden geëxporteerd naar Engeland, Griekenland, Polen, Japan en China.
Zo veranderde de werkplaats steeds meer in een fabriek met massaproductie. Inmiddels groeide de Van Heijst fabriek uit zijn jasje en er werd besloten naar een ruimere arbeidsgelegenheid om te zien. Even dacht men in 1910 terug te keren naar Brabant. Tezelfdertijd echter ontwikkelde de Gemeente Den Haag het eerste industriegebied. Van Heijst besloot omstreeks 1912 het bedrijf van de Malakkastraat naar de Laakhaven over te brengen. Ter vervanging van de eerste loodsen daar, werd op 27 september 1917 de eerste steen gelegd voor een enorm fabrieksgebouw aan de Cruquiuskade: “de fabrieken van stamp- en perswerken J.B. Van Heijst en Zonen N.V.”. In de fabriek werd massaproductie gemaakt, niet alleen voor rijwielonderdelen. Men zocht contact met de Spoorwegen, Defensie, Mijnen, Waterstaat en met succes. Daarmee zijn we aan de ‘vooravond’ van de doorbraak van paneelradiatoren en stalen ramen.
Op 22 maart 1956 scheidden zich de wegen tussen de broers Van Heijst, na gebleken diepgaande verschillen van inzicht. J.P.J. Van Heijst, zoon van Joop H.M. zette het bedrijf te Den Haag voort. In 1967 ging dit succesvolle en bijzondere Haagse bedrijf uiteindelijk ten onder.
Wim P.M. Van Wezel
Bronnen:
Dhr. F.W.J.G. van Heijst en mw. L.T.J. van Heijst te Den Haag.
H. Hermans/J. Bovens, Van smederij tot industrie, z.p., 1966.
Veha-Pers, jrg. 5, 1965, no. 12, “Pronken Haagse kerken nog met handsmeedwerk van Jan Baptist van Heijst”.
Veha-Pers, jrg. 5, 1965, no. 9, “De Vuurkoning”.