Haagvaarder 68 (hoofdartikel)
De Gasfabriek op de Binckhorst, het grootste industriële complex van Den Haag
In 1907 werd in het noorden van de toen nog onbebouwde Binckhorstpolder de Tweede Gemeentelijk Gasfabriek in gebruik genomen. De sterk groeiende vraag naar gas maakte, een nieuwe fabriek noodzakelijk, naast de al bestaande Gasfabriek aan de Gaslaan.
De nieuwe locatie aan het Trekvlietplein maakte aanvoer door veel grotere kolenschepen uit de Rotterdamse haven mogelijk. Het terrein beschikte ook over een eigen spooraansluiting. De fabriek produceerde in grote ovens het ‘stadsgas’ of ‘steenkoolgas‘ met cokes als belangrijkste bijproduct. Voor de opslag van het stadsgas werden twee reusachtige gashouders van 53 meter hoog gebouwd. De opdracht hiervoor ging naar de Pletterij Enthoven. Het ontwerp van de fabriek was van gemeentearchitect Adam Schadee.
Concurrentie
Den Haag ging in 1915 als eerste gemeente in Nederland over naar elektrische straatverlichting. In 1924 moest de gasfabriek aan de Gaslaan haar poorten sluiten. De gasverlichting had de strijd met het moderne elektrische licht definitief verloren. De jaren daarna ontspon zich een felle concurrentiestrijd tussen het Gemeentelijk Gasbedrijf en het Gemeentelijk Electrischbedrijf. Met tentoonstellingen en reclame werd gestreden om de gunst van de Haagse huisvrouw. Het gasbedrijf wist zich dankzij het gasfornuis, een zelf ontwikkelde gaskachel (de ‘gasojaar’) en een praktische keukengeiser met glans te handhaven tegenover de veel sneller groeiende stroomvoorziening.
Chemisch complex
De fabriek in de Binckhorst groeide uit tot een industrieel chemisch complex van 17 hectaren dat naast Den Haag ook de randgemeenten in het Westland en zelfs de gashouder van Hoek van Holland (Rotterdam) van gas voorzag. Op het uitgestrekte terrein werd gas geproduceerd door steenkool op zeer hoge temperatuur te verhitten (ca 1000˚ C) onder afsluiting van lucht. De resterende steenkool heette cokes, een waardevolle brandstof die zonder rook of roet verbrandt.
De cokes was deels voor eigen gebruik, het merendeel werd verkocht. Andere commerciële bijproducten van de innovatieve Haagse gasfabriek waren teer, ammoniak , ‘geel bloedloogzout’ en onkruidverdelgingsmiddelen voor de NS. Het Gasbedrijf met een eigen elektrische warmtekrachtcentrale en laboratorium gebruikte jaarlijks 175.000 ton steenkool, waarmee 80 miljoen m³ stadsgas werd geproduceerd.
Raffinagegas
Vanaf de jaren vijftig werd ‘raffinagegas’, restgassen van de Shell raffinaderij uit Pernis per ‘kraakgasleiding’ aangevoerd en op het terrein tot bruikbaar stadgas verwerkt. Voor het raffinagegas werd een speciale door de firma Enthoven ontworpen schroefgashouder gebouwd. In die jaren werkten er meer dan 1.000 mensen bij het Gemeentelijk Gasbedrijf, het merendeel op het Trekvlietplein. Gasproductie was deels seizoenswerk en daarom populair bij Scheveningers, die zomers visten en in de winter op de gasfabriek werkten.
Aardgas
De ontdekking van de grote aardgasbel bij Slochteren in 1960 betekende het einde van de gemeentelijke gasfabrieken. Heel Nederland schakelde over naar het schonere aardgas. Alle lokale en regionale gasnetten werden verbonden met Slochteren. Den Haag maakte van de gelegenheid gebruik om het Gemeentelijk Gasbedrijf en het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf samen te voegen tot het Gemeentelijk Energiebedrijf.
In juni 1967 is de grote ombouwoperatie van stadsgas naar aardgas in Den Haag voltooid. Die maand werd de laatste hoeveelheid stadsgas aan de Trekvliet geproduceerd. Het einde van een tijdperk dat begonnen was in 1844 met de particuliere gasfabriek van Goldsmid aan de Lijnbaan.
Erfgoed
Het Gasfabriekterrein, het grootste industriële complex van Den Haag, had zijn functie verloren. Het zwaar vervuilde terrein ging een onzekere toekomst tegemoet. Op het terrein resteren nog diverse overblijfselen, die herinneren aan de grootse bedrijfsactiviteiten van de gasfabriek. Zo is er het kantoorgebouw aan het water, een grote hal die als magazijn diende, de entree met portiersloge en enkele woningen aan het plein ervoor. Voor een deel zijn deze gebouwen rijksmonument. Enkele onderdelen moeten deze status helaas nog ontberen.
Louis Kanneworff
Bronnen:
- Brochure Gemeentelijk Gasbedrijf ‘s-Gravenhage, 1941.
- Immer aan de spits, het Gemeentelijk Gasbedrijf ‘s-Gravenhage, 1957
- C.H Slechte e.a., Den Haag energiek, Den Haag 1981
- Louis Kanneworff e.a., Het licht zal nooit uitgaan, Den Haag 2008.