Haagvaarder 57 (hoofdartikel)
Van put naar pomp
Wie nu gaat tanken vindt het heel normaal dat men dat zelf doet en betaalt aan de kassa in het benzinestation. Je tankt daar waar de benzine het goedkoopst is. Benzinestations zien er tegenwoordig qua stijl en inrichting hetzelfde uit. Niet zozeer de vormgeving van het station, maar de merknaam geeft aan bij wie je tankt. Dat was vroeger wel anders.
Eerste oliemaatschappijen
Begin 1900 reden er in Den Haag ongeveer 200 auto’s rond. In 1905 begon de American Petroleum Company (Esso) met de productie en verkoop van benzine/brandstof in Nederland, in 1907 gevolgd door de Bataafsche Petroleum Maatschappij (Shell) en Texaco in 1911.
Tanken aan de pomp
In eerste instantie werd autobrandstof verkocht via drogisterijen, die traditioneel de brandstof voor huishoudelijk gebruik leverden. Met het stijgen van de vraag naar auto’s ging men na 1920 over op het bedienen aan de straat. Dit gebeurde door middel van een ondergrondse opslagtank met daarboven een pomp. De brandstof werd met een handbediende plunjerpomp uit de tank opgezogen naar een peilglas. Van daaruit stroomde de benzine in de tank van de auto.
De behuizing waarin de pomp, peilglas en slang was opgenomen was van gietijzer met een glazen, elektrisch verlichte bol. In de jaren dertig kwam de veel sneller werkende elektrische pomp met een mechanisch telmechanisme, dat behalve het aantal liters dat getankt was, ook het verschuldigde bedrag aangaf. Deze pompen stonden nog niet opgesteld in een benzinestation zoals wij die nu kennen, maar bij een garage, bestemd voor autoverkoop en -onderhoud.
Benzinestations
De benzinestations als visitekaartjes voor de benzinemaatschappijen ontstonden in de jaren dertig. Omdat het typologisch om iets heel nieuws ging, greep men naar de architectuur zoals die in Amerika voor benzinestations was ontwikkeld. Het eerste Haagse tankstation van APC werd gebouwd op het Lijsterbesplein in 1934. Het bestond uit een uit gele stenen gemetseld gebouwtje, met grote halfronde etalage in smalle staalprofielen onder een halfronde luifel op twee stalen pijlers. Ook andere oliemaatschappijen kwamen met dit soort luifelstations.
Pompeiland
Na de oorlog kwam er nieuwe inrichting van benzinestations met een of meer pompeilanden, waardoor meerdere auto’s bediend konden worden. Opvallend is dat de architectuur van benzinestations dezelfde witte moderne uitstraling is blijven houden. Bekende Nederlandse architecten als Van Ravesteyn en Dudok maakten prachtige ontwerpen. Laatstgenoemde architect ontwierp voor Esso karakteristieke stations met het V-dak (twee maal zes meter) waarvan er in ons land 112 werden gebouwd. Aan het Haagse Kaapseplein ontwierp Dudok een dergelijk station met een grote serviceruimte. Het is ook de tijd dat men meer dan alleen benzine kon kopen bij een benzinestation. Eerst alleen met producten voor de auto zelf, maar later ook branchevreemde zaken als bloemen, frisdrank, melk en snoep. De huidige benzinestations herbergen tegenwoordig een kleine supermarkt en dat in een tijd dat ook supermarkten bij hun winkels benzine verkopen….
Huidig straatbeeld
In Den Haag zijn vrijwel alle kleurrijke benzinestations van weleer vervangen of onherkenbaar gerenoveerd. De spannende architectuur van benzinestations – in Amerika de ‘automotive architecture’ genoemd – is daarbij voor altijd uit het straatbeeld verdwenen.
Jan van der Horst
Bron:
- R. Blijdestijn e.a., Buiten Bedrijf Benzinestations, Zeist z.j.