Haagvaarder 55 (hoofdartikel)
Openbare spreekgelegenheden
Door de recente grootscheepse renovatiebeurt van het gebied rond Buitenhof en Hofweg zullen ook de twee historische telefooncellen aan de Hofweg naast de Stadhouderspoort beter tot hun recht komen.
Zelf geen telefoon ?
Toen in 1883 het Haagse telefoonnet van start ging (zie Haagvaarder 47) waren er nauwelijks openbare telefoons. De telefoongids van 1884 vermeldt slechts drie locaties. Er bestond ook geen behoefte aan, het aantal abonnees was daarvoor veel te klein. Toen de telefoonnetten in de verschillende steden groeiden, veranderde dat. Als men zelf geen telefoon had, waren er twee mogelijkheden: de openbare spreekcellen op stations en postkantoren en de telefoons in cafés, winkels of kiosken.
Niet populair!
Echt populair zijn de spreekcellen van de Gemeentetelefoon niet. Voor een gesprek betaalde men 25 cent, terwijl bij cafés voor 10 cent of zelfs gratis gebeld kon worden. Dat laatste kwam doordat alleen abonnementsgeld betaald hoefde te worden, daarvoor mocht onbeperkt getelefoneerd worden.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam er vraag naar telefooncellen langs de openbare weg. De uitvoering hiervan zou echter nog geruime tijd op zich laten wachten. Tot die tijd moest het publiek ‘zich behelpen’ met een 30-tal publieke stations in de ‘Segboer-kiosken’. Kleine gebouwtjes waarin kranten, tijdschriften, enz. werden verkocht. Het nadeel van deze kiosken, geëxploiteerd door de Haagsche Kiosk-Onderneming was dat zij ’s avonds en ’s nachts gesloten waren.
Een Haags ontwerp
In 1928 gaven B & W de Gemeentetelefoon toestemming om een proef te nemen met een telefoonkiosk waarna Gemeentewerken de opdracht krijgt voor een ontwerp. Het ontwerp van hoofdarchitect H.H. van Zeggelen werd in 1930 goedgekeurd door de Gemeentelijke Schoonheidscommissie. De proefcellen werden van hout gemaakt, terwijl de definitieve versie van gegoten ijzer vervaardigd zou worden. Begin 1931 werden de proefcellen geplaatst in de Geraniumstraat en aan de Zijdelaan. In juli van dat jaar werden nog twee cellen geplaatst op de Scheveningse boulevard, waarna er al snel tientallen volgden in de stad.
Kouwebenencellen
Niet iedereen was daar blij mee. De Algemene Bond van Koffiehuishouders en Slijters in Nederland pleitte voor beperking en geleidelijke opruiming van de openbare spreekinrichtingen. Zij voelden het als een bedreiging van de ‘koffiehuisbedrijven’. De gemeenteraad besliste echter dat de straatcellen het openbaar belang het best dienden. Ook over de gerieflijkheid van de cellen waren bedenkingen. Het was soms allesbehalve plezierig, om van zo’n straatcel gebruik te maken. Het onderste deel was geheel open. Vrij algemeen noemde men deze cellen ‘kouwebenencellen’. Voor het schoonhouden was dit wel erg praktisch. Ook was er een bepaalde handigheid nodig, om de cel te kunnen betreden. Er waren twee kleine klapdeurtjes, die tegelijk moesten worden geopend om binnen te kunnen komen. Gevraagd werd, om de cellen aan de onderkant dicht te maken en de verwenste klapdeurtjes te vervangen door hele deuren. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stak hier echter een stokje voor; er stonden toen ca. 130 kouwebenencellen in de stad. De Gemeentelijke Telefoondienst werd ondergebracht bij het Staatsbedrijf der PTT, waarbij de telefooncel in vormgeving werd aangepast aan het rijksmodel. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de cel geleidelijk vervangen door de gesloten standaardtelefooncel uit 1931. Toch bleef de karakteristieke cel met klapdeurtjes nog tot eind jaren vijftig als alarmcel met als opschrift; Brand Alarm Politie, in het Haagse straatbeeld aanwezig. Zover bekend zijn van de ‘kouwebenencellen’ geen exemplaren bewaard gebleven.
Jacques Caspers
Bronnen:
- Haags Gemeentearchief, Bnr. 484, inv.52
- Verzameling Museum voor Communicatie