Haagvaarder 22 (hoofdartikel)
De Haagse geschutgieterij
Vond de lakennijverheid in het laatmiddeleeuwse die Haghe nog plaats in trafieken, ambachtelijke veredelingsbedrijfjes – de fabricage van geschut in een grote gieterij mag als opmaat van de Haagse industriële bedrijvigheid worden beschouwd. De geschiedenis vangt ruim 400 jaar geleden aan, enige decennia voordat de bouwmeester Pieter Post in 1665 een forse kanonnnefabriek ontwerpt aan de Nieuwe Plantage, de ‘nieuwe uyitleg’, net buiten de grachtengordel.
Erg veel realia van de kanonfabricage zijn ons, op enige geschuitslopen na, niet nagelaten. De SHIE meent evenwel ook aandacht te moeten besteden aan (de geschiedenis van dit) vrijwel verdwenene industrieel erfgoed. Geschiedenis en exterieur van ’t Giet-Huys zijn elders uitvoerig gedocumenteerd – in de Haagvaarder daarom wat meer over de bedrijfsmatige overleveringen.
In 1665 werd door de Staten van Holland een contract gesloten met de meestergeter Niepoort “over het gieten van metalen canons in de nieuwe Gieterije dewelcke alhier in Den Haag gebouwd wordt”. Kreeg Niepoort het monumentale woonhuis met fronton aan de Nieuwe Uitleg, de gieterij werd gesitueerd in een utilitair gebouw aan de “Canonnenstraat”.
De vulling van het fronton is nu nog terug te vinden in de top van de gevel van het Ministerie van Defensie aan de Kalvermarkt. De zandstenen poort van de gieterij bevindt zich aan de zijkant van het Ministerie in de Bagijnestraat. Op de nok van de kap van de gieterij stond een houten vierkante toren, waarvan de ‘galmgaten’ als ontluchtingskanaal dienden voor de gietwerkplaats daaronder. Dit was één grote ruimte waar ook de kernvormen en gietmallen gemaakt werden op de vormbanken.
Productieproces
Het gecompliceerde gietproces kwam er op neer dat een van leem gemengd met vloeibare paardenmest gevormde mal naar de gietoven gebracht werd, die uit de vuurhaard (A), de smeltoven (B) en de gietkuil (C) bestond. De vuurhaard leverde de hitte aan de met koper, tin en afgekeurde kanonnnen gevulde smeltoven. Het gesmolten metaal vloeide in de gietkuil waarin de mallen verticaal waren opgesteld en die verder met zand en aarde was opgevuld om de druk op te vangen.
De werkplaats was extra hoog omdat door de hoge grondwaterstand in Holland de gietkuil en vuurhaard niet, zoals elders gebruikelijk, in de grond geplaatst konden worden. De meestergieter kon over een omgang, gelegen langs de bovenvensters van het pand, het gietproces nauwlettend volgen.
Na bewerking van de van hun gietvormen ontdane vuurmonden (o.a. bestaande uit het uitboren van de schietgaten), konden de gereedgekomen stukken geschut op de binenplaats opgeslagen worden en per schip over de Vliet naar het centrale magazijn in Delft worden getransporteerd.
La Fargue
Het productieproces is in de 18de eeuw door de in Zwitserland geboren Musly beschreven in zijn Traité d’Artillerie. Deze “Ordinaris Meester vuurwerker” van het Staatse leger, werd in 1773 gedetacheerd bij de geschutgieterij in Den Haag. Na zijn dood in 1777 werd hij in de Kloosterkerk begraven. Uit zijn traktaat zijn in dit nummer enkele gravures omtrent het gietproces overgenomen, gemaakt door een wat minder bekende loot van de kunstenaarsfamilie La Fargue. Het ligt voor de hand dat Isaac Lodewijk La Fargue de geschutgieterij tot voorbeeld nam voor zijn illustraties ten behoeve van Musly’s verhandeling. De plaats van de oven ten opzichte van de muren en de vorm ervan komen oevereen met de plattegrond . Naast Musly heeft Den Haag meer meestergieters gekend, zoals de familie Maritz. De bekende gieterij Maritz vervaardigde overigens ook lichthuizen voor vuurtorens.
Rest ons weinig tastbaar erfgoed van de eerste industriële activtiteit ter plaatse, er zijn nog archivalia genoeg om er een goede indruk van over te houden.
Cees de Kler
Bronnen:
- C. Dumas, De fabricage van kanonnen in het midden van de achttiende eeuw. Getekende voorstudies voor het artillerietractaat van David Emanuel Musly, Delft 1995.