Haagvaarder 18 (hoofdartikel)
Onder de voet gelopen
Putdeksels vormen een vergeten onderdeel van het straatmeubilair. Ze zijn in grote getale aanwezig in het straatbeeld en worden daar ook letterlijk onder de voet gelopen. Ze zijn het zichtbare deel van het rioleringsnetwerk.
Een stukje historie, dat letterlijk op straat ligt. Namen van vele (vrijwel altijd Nederlandse) gieterijen zijn vermeld op de putdeksels, afkomstig uit het gehele land, o.a. Almelo, Leiden en Weert. De Haringkade bijvoorbeeld vormt een ware ‘showroom’ van de diversiteit aan naamsvermeldingen op trottoirkolken.
Deze bijdrage beperkt zich tot putafdekkingen en kolken van Haagse gieterijen of handelsmaatschappijen; aan de hand van een product wordt de historie van een aantal Haagse firma’s geschetst.
Straatkolken
Vanaf 1873 werden door B&W van Den Haag regelmatig “gegoten ijzeren Straatkolken en kolkranden met deksels” aanbesteed. Voor de somma van ƒ1744,35 leverde de ijzergieterij De Prins van Oranje 50 ijzeren kolken, 50 kolkranden met roosters of deksels, 20 roosters en 10 putranden; eerst nadat de modellen goedgekeurd waren door de ‘Gemeente_Architect’.
In de catalogus zijn de straatkolken terug te vinden onder het hoofdstuk straatberriën, rioolschalen, kolken, roosters, e.d. Ook nu zijn de straatkolken, zij het met moeite leesbaar, sporadisch terug te vinden in het Haagse straatbeeld; de naam “MY YZERG.P.V.ORANJE DEN HAAG” werd vermeld op de putrand.
Ook de andere grote Haagse ijzergieterij, L.l. Enthoven & Co, had deze straatkolken in zijn assortiment. Van de Pletterij liggen nog straatkolken in het oude centrum. En zelfs liggen de twee concurrenten verbroederd in een put aan een van de grachten.
Putafdekkingen en trottoirkolken
Uit het begin van deze eeuw dateren de vierkante putafdekkingen. De deksels liggen op 6 houten keggen (wiggen) om rammelen te voorkomen. Zo’n deksel weegt ca.75 kg. Ook een ander type deed zijn intrede, de trottoirkolk, een put met inloop aan de rand van het trottoir.
Door de NV Haagsche Machinefabriek en IJzergieterij, in 1909 opgericht als voortzetting van de firma Spoor en Wijnvoord, werden deze putafdekkingen en trottoirkolken geleverd samen met de reeds bekende straatkolken. De fabriek was gevestigd aan de Zuid-West-Buitensingel, nu Zoutkeetsingel.
Ook de naam W. W. van der Vet staat vermeld op vele putdeksels. Wijnand Wouter van der Vet was van 1877 tot de opheffing, werkzaam bij de Prins van Oranje. Hij klom op van klerk tot bedrijfsingenieur. Daarna werd hij vertegenwoordiger bij machinefabriek Reineveld in Delft. Hij leverde putten aan de gemeente Den Haag, eerst met de plaatsaanduiding ‘s-Gravenhage en na verhuizing in 1914 met Voorburg. Waar het gietwerk geproduceerd werd is niet bekend. Opvallend is dat ook op diverse bruggen de naam Van der Vet prijkt.
Buderus Handelsvereniging handelde naast trottoirkolken in ketels, radiatoren, sanitair, buizen, mijnschachten en installaties voor het reinigen van industrieel afvalwater. Buderus had magazijnen in Den Haag en Amsterdam. De Haagse vestiging verhuisde in 1930 van de Hofwijckstraat naar het Leeghwaterplein. Ook op hedendaags ijzerwerk komt men de naam Buderus nog tegen.
De achtergrond van de productie van putafdekkingen door Van der Ham en Thierij is in nevelen gehuld. De smederij, annex handel in ijzerwaren en gereedschappen L.A. van der Ham, Jzn in de Witte de Withstraat ging in 1917 samen met Thierij. Zij adverteerden als Van der Ham & Thierij met ijzerwaren en gereedschappen met als specialiteit het vervaardigen van sleutels. Vanaf 1925 zette Van der Ham de firma alleen voort, als ijzerhandel.
Tegenwoordig worden putafdekkingen en kolken in Den Haag voor een belangrijk deel geleverd door de firma TBS uit Soest. Zij brengen een Nederlands product op de markt, geproduceerd door gieterij Rademakers in Klazienaveen. Randen en deksels worden gegoten uit grijs gietijzer. De kolken hebben een betonnen voet. Dit in tegenstelling tot de oude kolken, die geheel uit gietijzer werden vervaardigd.
Jannie Havelaar
Bronnen:
- Archief Gemeentewerken, bestekken. (HGA)
- Adresboek van ‘s-Gravenhage, div. jaren.
Met dank aan:
- de heren J. Koelewijn (TBS) en W. W. van der Vet