Echo’s van de werkvloer
H. Gerritzen, Herenmodes
Via de SHIE-website raakten we in contact met mevrouw Anke Gerritzen. Zij mailde vanuit Frankrijk waar ze tegenwoordig woont, dat ze nog materiaal bezat van de gelijknamige herenmodewinkel aan de Laan van Meerdervoort. Daar kwam ook nog een uitgebreide toelichting bij, die genoeg aanknopingspunten gaf om er een verhaal van te maken voor de rubriek Echo’s van de werkvloer.
“Mijn schoonvader Herman Gerritzen is zijn carrière begonnen bij de firma Van Mourik ook terug te vinden op uw site.” Zijn zuster was getrouwd met Van Mourik. Hij ging met paard en wagen het Westland in om borstels en schoonmaakartikelen aan huis te verkopen.
In 1936 is hij samen met zijn eerste vrouw, mijn schoonmoeder, de herenmodezaak aan de Laan van Meerdervoort 280 begonnen. Aanvankelijk woonden zij achter in de zaak waar mijn man is geboren, die ook Herman Gerritzen heette. Later kocht hij het bovenhuis en ging daar wonen met zijn tweede vrouw, waarmee hij in 1959 trouwde en hij kocht het buurpand 280A.
Mijn man kwam midden jaren 60 na het behalen van de kunstacademie in de zaak en er werd een tweede zaak in Scheveningen op het Gevers Deynootplein 27 geopend, onder de galerij naast het Kurhaus.
“De firma Gerritzen was bijna 60 jaar een begrip in Den Haag en omstreken met zeer gerenommeerde merken, die o.a. werden ingekocht in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië. Van heinde en verre kwamen de mensen voor de shirts van Arrow uit Amerika die mijn schoonvader na de Tweede Wereldoorlog als enige verkocht.
Men kon zich van top tot teen laten aankleden. Voor ondergoed stonden de merken Schiesser en Jockey garant, voor sokken was het Doré Doré. Overigens sprak men niet van sokken, maar anklets en overhemden waren shirts met de merken Arrow, John Miller, Di Maggio, Gant,Ralph, Lauren en Rodier. Voor broeken, pantalons dus, kwamen onder meer Brax, Arrow en Daks in aanmerking. De leren riemen, ceintures, waren er in alle maten en kleuren, veelal Italiaans. Later kwam er ook nog een beperkte collectie schoenen van MC Gregor. Natuurlijk waren er ook veel pullovers, geen truien! In de jaren 50 en 60 veelal Rodier en veel uit Engeland en Schotland, want die maakten de mooiste kleuren.”
“Mijn schoonvader nam na de oorlog zelfs Engelse les om zaken te kunnen doen.
En dan natuurlijk de talloze stropdassen veelal van zijde en later polyester, wat praktischer was en vroeger niet bestond. Dat was, denk ik, de enige kunststof. De winkel was jaren klant van Boule d’ Or (persoonlijke vriend al van voor de oorlog).. Alles was in die tijd wol, linnen, katoen, leer en zijde. En dan waren er nog de kostuums natuurlijk. Jacks, regen- en winterjassen, hoedjes en petten, plaids voor in de auto, manchetknopen, dasclips, zakdoeken enz. En dan alles in alle maten van 48 tot 60 en dan ook nog alle tussenmaten voor dikke korte mensen en lange magere. En een eigen kleermaker, die er veel werk aan had om pantalons en mouwen korter te maken. De winkel puilde uit en elke hoek werd benut. Ook de kelder werd in gebruik genomen.”
De winkel had ook een eigen sfeer waarbij het interieur een belangrijke rol speelde. Alles was in mahoniehout uitgevoerd; toonbanken, betimmering en over een hele muur een op maatgemaakte overhemdenkast. Er lagen Perzische tapijten van Con en Verdonck uit de Hoogstraat en de bovenramen hadden glas in lood. In de in winkel hingen kroonluchters en er hing een Tiffanylamp van de firma Arrow. Aanvankelijk waren de etalages dicht aan de achterzijde en kon men niet de winkel inkijken. Later veranderde dit en werd alles open en meer verlicht. Op een gegeven moment kwam er ook een etaleur, maar vader en zoon bepaalden wat er werd tentoongesteld.
“De etalages werden zo mooi dat de mensen er speciaal voor kwamen kijken.
Vooral voor de feestdagen. Er was dan verlichting rondom en er stonden grote bloemstukken van Ixora. In de zaak was een zithoek met een gasopenhaard waar de mensen rustig konden gaan zitten om wat te drinken, koffie, thee, sherry of een borreltje, zodat alles aan hun kon worden getoond.
De reclame was een belangrijk aspect voor de naamsbekendheid van de winkel. Er werd op vele manieren reclame gemaakt, Zo was er enige tijd het bowlingteam Gerritzen op de bowlingbaan in Scheveningen. Vanzelfsprekend werd er geregeld geadverteerd in Het Vaderland, later ook in de Haagsche Courant, het ANWB-blad en Arts en Auto, dat veel werd gelezen en later in de wachtkamers belandde. Later ging er af en toe een speciale uitnodiging naar de vaste klanten.
“In heel veel luxe kledingstukken werden door de fabrikant eigen etiketten genaaid.
Het was heel gewild en chique als je iets droeg van Gerritzen. Ook de cadeautjes met het logo erop waren erg geliefd. Daar kon je mee pronken. Het ging soms zover dat mensen vroegen of ze een lege zak mochten hebben met de naam erop (erg Haags!!) ,maar dat ging natuurlijk niet, goedkoop cadeau en pronken met andermans veren.”
De winkel had ook een eigen bedrijfslogo, de firmanaam met een strik gemaakt van de H van H. Gerritzen. “Het logo met het strikje is door mijn man ontworpen. Dit stond op de auto’s waar hij in de jaren 60 in reed toen hij in de winkel op Scheveningen werkte. Dit logo is al die jaren een heel herkenbaar item gebleven.”
“Tegenover de winkel aan de Laan van Meerdervoort woonde de directeur van het congresgebouw. Toen daar de World Press Foto uitreiking plaats vond in de jaren 60 werd daar een stropdas uitgereikt (o.a aan prins Bernard) met een door mijn man ontworpen logo. Dit logo heeft jarenlang op de vlag van het congresgebouw gestaan.(helaas zonder vergoeding). Ook ontwierp mijn man een stropdas voor Sauer.”
“Het klantenbestand van de winkel was zeer gevarieerd. Voor de oorlog was het de gegoede burgerij van Den Haag: artsen, notarissen, ambassadeurs, bankdirecteuren, e.d. Een goede klant was de HTM, waaraan de kleding werd verkocht. In de oorlog werd het lastiger. Als mensen in die tijd iets wilde kopen, verkocht mijn schoonvader uitsluitend als ze voor de oorlog ook al klant waren. Ook Duitsers kwamen kopen wat natuurlijk niet kon worden geweigerd. Het was nogal penibel omdat mijn schoonvader in het verzet zat.
Aan het eind van de oorlog moest mijn schoonvader onderduiken. Ondertussen hield mijn schoonmoeder de winkel zoveel mogelijk open. Vele jaren later mocht hij voor zijn verzetsverleden een pensioen ontvangen van stichting 40 – 45.
Na de oorlog werd met verve de winkel doorgestart en was de kleding uit Amerika en Engeland supergewild.
NSB-ers waren in het begin niet welkom, maar Engelandvaarders des temeer.
Later werd mijn schoonvader daar wat gematigder in, maar het heeft hem heel wat moeite gekost om ook Duitse merken te gaan verkopen. Maar ja, het waren klasse pantalons en uiteindelijk is business business.
Toen de mensen meer te besteden hadden veranderde het klantenbestand meer en meer.
Tot groot genoegen van mijn man die een zwak had voor mensen die niet achteloos 1.000 gulden uitgaven, maar die er duidelijk voor hadden gespaard om iets moois te kopen voor bijvoorbeeld een speciale gelegenheid. Die konden steevast rekenen op een mooie korting of een stropdas cadeau. Uiteindelijk waren wij ook maar gewone mensen, die moesten werken voor ons brood. Persoonlijk heeft het mij altijd gestoken dat iedereen over ons sprak alsof we heel rijk waren. ‘Moet je maar zien wat een dure kleding ze dragen’. Alsof je een broek kan eten!
Toch bleef het klantenbestand tot eind jaren 80 veelal zoals hierboven beschreven en niet te vergeten makelaars, die geld als water verdienden. En de golfers voor speciale kleding.
Wat een categorie apart was, waren adellijke personen vanuit het hele land.
Op onze vrije dag gingen mijn man en ik dat vaak persoonlijk afleveren op hun kasteel of landhuis. Dat waren vaak hele aardige mensen.
Door de zaak in Scheveningen naast het Kurhaus kwamen er ook artiesten kopen.
Toon Hermans wilde alles op zijn hotelkamer bezorgd krijgen. Sjef van de Oekel trad nogal eens op in onze kleding. Janmaat fietste altijd langs de zaak op weg naar het Binnenhof en kocht een rode wintersjaal omdat hij niet meer had te besteden. De vitrines in luxe hotels zoals Bel Air en het Promenade Hotel brachten ook via de portiers leuke klanten in. In 1973 sloot de winkel aan het Gevers Deynootplein.
In de jaren 80 kwam er langzaam verandering. De klanten die gewend waren zich goed te kleden werden ouder en het grote publiek ging meer vrijetijdskleding dragen van vaak slechte kwaliteit. Toen mijn man mooie spijkerbroeken inkocht moest mijn schoonvader wel even slikken. Dat heeft een tijdje gebotst tussen die twee, maar uiteindelijk begreep hij dat je met de tijd mee moest”.
“Na het overlijden van mijn schoonvader in 1989 werd het pand op de Laan van Meerdervoort verkocht en huurde mijn man een pand in de Herenstraat in Voorburg. Deze zaak werd geopend in 1991. Helaas moest mijn man enkele jaren daarna de zaak, wegens gezondheid problemen sluiten en hield daarmee de firma Gerritzen Herenmodes op te bestaan.”