Haagvaarder 98 (hoofdartikel)
Grote veranderingen op het Noordelijk Havenhoofd
De visafslag op het noordelijk havenhoofd met zijn markante industriële architectuur bepaalt het gezicht van de Eerste Binnenhaven. Dit wederopbouwmonument van architect Sjoerd Schamhart is in zijn ruim 50-jarig bestaan al meerdere keren aangepast aan het veranderd gebruik door de visserij, maar wacht nu zijn grootste metamorfose.
Het ‘mijnen’ van de vis op Scheveningen
Tot de 20ste eeuw lagen de vissersschepen op het strand. De vis werd direct vanaf de boot op het strand verkocht. Ook na de aanleg van de Eerste Vissershaven in 1904 werd de vis nog in de open lucht aangeland en verkocht, altijd bij afslag. De verkoper zakt met zijn vraagprijs totdat de eerste koper ‘mijn’ roept. Zo kwam het woord mijnen voor de veiling van levensmiddelen in gebruik. De gekaakte en gezoute ‘pekelharing’ in grote tonnen, de ongekaakte haring en de overige vissoorten lagen open en bloot op de kade. Dit was niet zo hygiënisch en de vis bedierf dan ook snel. Daarom kwam er al in 1911 een gebouwtje voor de visafslag. Na de aanleg van de Tweede binnenhaven in 1923 bouwde de gemeente in 1935 een nieuwe visafslag. Dit fraaie houten gebouw is na de komst van de huidige visafslag het domein geworden van een rijtje havenrestaurants met terras aan het water.
Herstel en uitbreiding
Na de Tweede Wereldoorlog was er weinig over van de Nederlandse vissersvloot en werd de visserij zo snel mogelijk weer opgebouwd. De visvangsten waren overvloedig en de visserij was een belangrijke bron voor de voedselvoorziening. De haven werd hersteld en uitgebreid en de gemeente besloot tot de bouw van een nieuwe visafslag. In 1964 opende deze visafslag, de grootste en modernste in West-Europa. De bouwkosten bedroegen 9 miljoen gulden, destijds een adembenemend bedrag.
Buffer tussen haven en zee
Het bijna 400 meter lange gebouw is op betonnen palen uitgebouwd boven het talud aan de haven, waardoor de hele kadelengte kan worden gebruikt voor het dagelijkse lossen van de schepen. Aan de landzijde is een doorlopend laadperron op één meter boven straatniveau met 55 hefdeuren. De kolomvrije ruimte van 345 meter lang en 26 meter breed met 23 sheddaken op het noordoosten werd gebruikt om de haring uit te stallen en bij daglicht te keuren.
In de kop van het gebouw zijn kantoorruimten, de kantine en de mijnzaal. Daar staan de banken voor 200 handelaren in rijen van vier trapsgewijs opgesteld met gezicht op de mijnmeester die de grote mijnklok bedient.
Meegaan met de tijd
Vanaf 1975 waren de gouden jaren van de visserij voorbij. In 1978-1983 gold zelfs een totaal vangstverbod op haring. Alle vissoorten hebben nu te maken met strenge Europese vangstbeperkingen. De Scheveningse vloot is gekrompen en de drukte van de lossende schepen is verdwenen. De vishandel is niet meer lokaal, maar internationaal. Verse vis wordt ook uit andere havens – van Frankrijk tot Denemarken – met vrachtwagens aangevoerd en geveild. Door de automatisering hoeven de handelaren niet meer zelf in de mijnzaal aanwezig te zijn, bieden kan ook via internet. Het handjevol aanwezige handelaren bezet alleen de voorste banken en de grote ramen zijn verduisterd voor de beeldschermen. De zijwanden van de grote vishal worden niet meer geopend, de daklichten in de sheddaken zijn dichtgezet. De vis wordt nu bij kunstlicht gekeurd, verwerkt en in koelcellen opgeslagen. Een gedeelte van de hal wordt gebruikt door andere bedrijven.
Toekomst
Het gehele noordelijk havenhoofd gaat vanaf 2018 op de schop. De visafslag is een monument en blijft behouden, maar in de – nog voorlopige – plannen wordt het karakteristieke beeld van het gebouw aangetast, zowel aan de kop als in de lengte van de vishal. Het gedeelte voor de afslag van vis wordt nog verder teruggebracht en daarvoor komen nieuwe laad- en losmogelijkheden naast de kop van het gebouw. Ook wordt een gedeelte van de visafslag verbouwd tot FishExperience, een toeristische attractie. De visafslag wordt onderdeel van een recreatief gebied met wandelboulevard, restaurants en een hotel van 12 verdiepingen op de kop van de haven.
Marja Langenberg
Bronnen:
Haags Gemeentearchief
M. van Doorn & K. Stal (red.), Geschiedenis van Scheveningen, Deel II van 1875 tot heden, Zutphen, 2014
E. Brinkman (red.), Sjoerd Schamhart architect in Den Haag, Rotterdam, 1996.