Echo’s van de werkvloer
G.E. Ydema-Berends, demonstratrice bij Fridor
De Fridorfabriek maakte gebruik van demonstratrices om haar naaimachines aan de vrouw te brengen. Op 18 april 2013 werd mevrouw G.E.( Trudy) Ydema-Berends, oud demonstratrice, geïnterviewd over haar werk voor de firma en later voor de voormalige directeur Friedheim.
Hoe kwam u bij de firma Fridor terecht?
“Ik woonde bij mijn schoonmoeder in en dat was verschrikkelijk. Dus ik wilde een baan hebben. Ik heb dat huishouden trouwens nooit leuk gevonden. En ik moest dan, zei ze, op maandag koper poetsen, dan moest de bel gepoetst en op dinsdag moest er dit en ik dacht, de zenuwen, ik ga een baan zoeken. En toen stond er een advertentie van Fridor en toen ben ik naar mevrouw Sloet geweest. Zij was de mevrouw die voor de instructrices zorgde.”
Op wat voor functie solliciteerde u, demonstratrice?
“Ja, demonstratrice en ambassadrice. Toen ben ik daar gaan praten en ik werd meteen aangenomen.”Ik ben later ook voor ze naar Duitsland geweest.
Heeft u het tot het eind toe meegemaakt?
“Ja, en later, toen woonde ik nog in Leidschendam, werd ik opgebeld door Friedheim en hij zei: ‘ik ben mijn oude liefde weer begonnen’. Toen had hij Japanse naaimachines, de Melson. En daar ben ik met hem in het begin met koffertjes Bijenkorf in Bijenkorf uit, hierheen, daarheen, op reis geweest. En dat heeft hij weer tot grote bloei gebracht, het was weer een groot kantoor. Hij kocht de machines in en we hadden in Den Haag een magazijn en daar kwamen dan ook weer die ouwe jongens (van Fridor).”
Bent u destijds bij Fridor ontslagen? Hoe liep dat af?
“Ja, het liep af, je ging vanzelf wel weg. Op een gegeven moment was het afgelopen. En toen veel later, hoe lang ertussen gezeten heeft weet ik niet, dat Friedheim mij belde en op stap ging om dat weer op te bouwen. Hij had een mooie Snoek, een Citroén. En hij had een aardige vrouw.”
Hoe heeft u gesolliciteerd?
“Ik heb een brief geschreven naar aanleiding van een advertentie en toen werd ik uitgenodigd voor een gesprek. Ik kwam helemaal niet bij Friedheim toen, eerst bij… en die naam ben ik vergeten, het was een vent waar ik een hekel aan had later, hij verbeeldde zich teveel, vond ik. En hij heeft mij aangenomen.”
Wat ging u toen doen?
“Ik ging naar beurzen, overal waar tentoonstellingen waren. Naaimachinehandelaren gaven zelf in een café een dag of twee demonstraties met hun machine en ook de Fridor dan natuurlijk. Dan ging ik daar met mijn lapjes en de hele toestand naartoe.”
Hoe ging u daar naar toe?
“Met de trein.”
Dan moest u flink sjouwen, want die machine was niet zo licht?
“Ik heb niet voor niets een hernia ervan overgehouden, voor die tijd was het de lichtste machine, die je maar had. In de ene hand had ik een tas met spullen, lapjes, garen en in de andere hand die naaimachine. Treintje in, treintje uit. En dan ging ik met zo’n man mee naar een café en daar was dan een zaaltje afgehuurd en daar zat ik dan met mijn naaimachine en dan kwamen daar klanten en dan moest ik dat uitleggen en vertellen.”
Waren daar dan ook anderen bij met andere merken machines?
“Soms, vaak, was ik alleen met de Fridor machine. Ik ben heel Nederland door gecrost en kwam op de gekste plekken.”
Had u veel collega’s, die hetzelfde werk deden?
“Ik had toen een meisje, dat was een lange, zij was er al toen ik kwam. Zij heeft mij eigenlijk een beetje geïnstrueerd. Later kwam er nog eentje bij, maar die is ook weer gauw ontslagen want die deed haar best niet. Maar we hadden het best druk met zijn tweeën.”
Was u een beetje bekend met de naaimachine?
“Ik heb toen ook nog een monteuropleiding gehad hier in Leiden. Dus ik kende dat ding van binnen en van buiten en het was nog geen zigzag, het was een gewone met rechte steken. En met zo’n kniehendel, later kon er ook een gewoon voetpedaal aan. In het begin zat je altijd met die hendel te friemelen. En daarna is er nog een Fridor ontstaan, de NM 10 en die heb ikzelf boven staan.”
Wat heeft u voor opleiding gedaan?
“Ik had eerst de Mulo gedaan en daarna Schoevers twee jaar, de secretaresse opleiding en ik ben nog een tijdje bezig geweest met een psychologie opleiding. Later zat ik voor Friedheim in de Toshiba machines en toen heb ik nog een soort elektrische opleiding gehad. Toen was ik hoofd van die hele dienst, monteurs en zo. Dat was aan de Koninginnegracht. Eerst heeft hij nog op de hoek van de Rijswijkseweg gezeten. Daar was een soort autoshowroom geweest vroeger en daar is hij eigenlijk weer begonnen met die Melson.”
U ging ook wel naar beurzen, welke?
“Alles voor Eva In Limburg, hier in Den Haag de Damesbeurs, Amsterdam, Rotterdam. En ik ben ook uitbesteed geweest een tijd in Utrecht bij Schuurman. Dat was een hele grote, hij had een hele grote zaak, maar hij had ook een naaimachinewinkel in de binnenstad. En daar heb ik maandenlang die meiden opgeleid, alles aangeleerd en ook daar gewerkt, naaimachines verkocht. Dat was heel leuk. Elke dag van Voorburg naar Utrecht heen en weer met de trein.”
Wat was het voor een machine, was het prettig om er mee te werken?
“Voor die tijd was het hartstikke modern. Een lichtgroene kleur, alle naaimachines waren zwart.”
Waren er nog andere kleuren dan de groene?
“Later hadden we nog een crème kleurige gehad, even maar dat ging niet zo goed. De groene was wel favoriet.”
De machine had geen zigzag steek, hoe kon je dan toch zigzaggen?
“Nou ja, in een ring moest je dan een lapje klemmen, zo’n borduur-ring en dan moest je zelf bewegen. Zo kon je ook stoppen, daarmee werd reclame gemaakt. Toen je later die zigzagmachines had toen dacht ik, waar ben ik ooit mee bezig geweest. Ik heb ook hele borduurwerken zitten maken, met dat trekken.”
Je moest de machine zelf sturen?
“Ja, want dat ding deed het niet, ze hadden wel iets wat het zogenaamd zou doen, maar dat was niks, je kon het beter met je handen doen.”
“Wij zeiden altijd, de Pfaff is af en de Fridor is beter. De Pfaff had toen al een zigzag. Wij maakten wel reclame met al die dingen, maar in wezen moest je het zelf doen. Dat apparaatje wat ze erbij verzonnen had, dat was ook niks. Dat plaatje, dat had maar één klein gaatje, daardoor kon de naald alleen maar recht op en neer en niet heen en weer, dus wat je ook verzint echt zigzaggen of wat dan ook, dat kon je niet.”
Wat ik bijzonder vond aan de Fridor, dat was de vrije arm.
“Ja, dat was heel in het begin nieuw voor Nederland. Later kwam Elna er ook mee.”
Tot slot was er nog een leuke anekdote.
“Ik was met een stoomtreintje naar dat eiland getuft om een demonstratie te geven en toen kwam er een dikke vrouw bij me. En demonstreren en ze vond het mooi. En ja hoor, ze wilde een Fridor kopen. Maar ze wilde één ding weten: “kan ‘ie ook op Butagas? ” Stom, daar was ik uren mee bezig geweest. Die woonde dus op het platteland en daar hadden ze toen nog geen elektriciteit. Kan ‘ie ook op Butagas, ik zal het nooit vergeten.”