Bedrijfsbladen
Escher Klok
De Escher Klok is één van de weinige compleet overgebleven bedrijfsbladen in Den Haag en vormt een interessante basis om een beter begrip te krijgen van het bedrijf. Het is een betrekkelijk sober uitgegeven blad van ongeveer A5 formaat met een stevige papieren omslag. Op de voorzijde prijkte de eerste jaren een klok en de naam van het tijdschrift en onderaan de jaargang en het nummer. In de jaren 60 kreeg het omslag een opfrissing door de toevoeging van een L-vormige gele rand waarin de bijzonderheden stonden vermeld. In 1980 kwam er een strakkere vormgeving met diagonale banden: zwart, wit, blauw en zwart, in de laatste band prijkte het logo van de fabriek, bovenin de klok en in het witte deel de titel.
Aanvankelijk bestond het blad uit gestencilde pagina’s, later ging men over op drukwerk. Ook qua lay-out is het tijdschrift eenvoudig van opzet. Al met al werd er niet veel geld ingestoken om er iets bijzonders van te maken en dat is opmerkelijk voor een dergelijk omvangrijk bedrijf, dat met zijn producten internationaal de aandacht trok.
In 1946 kwam in een stafvergadering het idee van een bedrijfsblad voor het eerst ter sprake, maar werd toen afgewezen, vanwege de vrees dat het extra werk zou betekenen voor de stafleden. Op 1 januari 1948 verscheen dan toch het eerste nummer van de Escher Klok. Het werd gezien als een noodzakelijk “verbindend element”, waarbij ook de oprichting van de ‘kernen’, een voorloper van de Ondernemingsraad, een belangrijke reden vormde.
Er waren twee Kernen, één voor de handarbeiders en één voor de hoofdarbeiders. Het personeel koos via verkiezingen hun vertegenwoordigers in de kernen en in het personeelsblad werden de werknemers op de hoogte gehouden van de vergaderingen en de resultaten. Zo kon het personeel ook hun (persoonlijke) wensen bij hun vertegenwoordigers kenbaar maken.
De eerste jaargangen was het vooral het hogere stafpersoneel, dat het blad samenstelde. Zo bestond de redactie in 1957 uit mej. de Braber, directiesecretaresse, de heer Bouthoorn, hoofd van de administratie, de heer Nouws, een leidinggevende en de hoofdredacteur was K.F. Schippers, hoofd personeelszaken. Directeur Anne Escher schreef altijd een persoonlijk, beetje filosofisch en belerend, openingsartikel. Zijn opvolgers zouden deze traditie met verve voortzetten.
Ir. R.TH Escher (Rob), zoon van de baas vulde in het maart nummer van 1957 negen pagina’s met een uitleg over de invoering van nieuwe werkbonnen. De toon van de artikelen was veelal opvoedkundig van aard. Opvallend is de serie artikelen over de bouw van de nieuwe fabriek in de Binckhorst en alles wat daarmee samenhing, zoals de nieuwe interne organisatie. De meeste artikelen werden geïllustreerd met foto’s van de ‘eigen’ huisfotograaf de heer J.G.C. Schmitz 1956-57.
In de jaren 60 veranderde de redactie en bestond deze meer uit mensen van de werkvloer. In 1971 waren dit drie heren: Bijkerk, van Es en Rog. Bijkerk was werkmeester in de staalbouw, maar tevens de man die in letterlijk alle verschenen Escher Klokken met humor doorspekte artikelen over veiligheid schreef. Van Es was hoofdconstructeur op de tekenkamer transporttechniek.
Hij schreef vaak en veel in transporttechnische vakbladen en leefde zich dus ook graag op dit terrein uit in de Escher Klok. Tot slot Leen Rog, hij was planner en kon door zijn functie nogal eens de deur uit. Hij onderhield het contact met de drukker en bekeek ook de drukproeven.
Rog was een echte verenigingsman en lid van een aantal Escherverenigingen en deed in de Escher Klok verslag hiervan. Aandacht was er onder meer voor de voetbalclub Escher Boys, een biljartclub, een bridgeclub, een klaverjasclub en zelfs een toneelclub ”de Gong” die stukken instudeerde om op te voeren op de Escher-contactavonden.
Rog droeg ook zorg voor de vaste rubriek ‘Personalia’ en schreef hiervoor verslagen van jubilarishuldigingen. Met ingang van het Kerstnummer van 1971 werd zijn taak overgenomen door de Joop Josée. Als personeelsfunctionaris zorgde hij tot aan de laatst verschenen Escher Klok deze gegevens in het blad.
Regelmatig verschenen artikelen over unieke of ingewikkelde constructies van een geleverd vat of apparaat. Voor de mensen in de werkplaatsen waren de foto’s, die ter plaatse waren genomen, interessant. In de werkplaats hadden zij alleen frames, balken, losse onderdelen gezien waaraan niet te zien was hoe de totale installatie eruit zou zien. Het opdrachtnummer werd steeds vermeld, tenslotte kende iedereen dit want men had aan onderdelen ervan gewerkt. Een enkele keer werden ook processen in de fabriek geschetst. Zo geeft de 25e jaargang van 1972 onder de titel ‘de man en zijn werk’ een inkijk in de ‘straten’ van de fabriek, voorzien van foto’s.
De redactie stelde zich op een gegeven moment de vraag: De Escher Klok, Wordt hij wel gelezen? Op voorstel van de heer Bijkerk werd besloten om bij werknemers thuis langs te gaan om te zien of de Escher Klok, die de alle werknemers per post werd toegezonden, wel gelezen werd. Oud-redacteur Van Reenen memoreerde het als volgt: “Een plattegrond van den Haag werd met zijn onbedrukte achterkant naar boven, op tafel gelegd. Hier werd met een speld in geprikt, de kaart werd omgedraaid en dan konden we zien in welke straat/buurt er geprikt was. Nu werd er een adres van één of meerdere daarin de buurt wonende werknemers genomen en gingen we ’s avonds op pad. Anders dan misschien verwacht werden we een aantal keren door een beetje onverschillig doende werknemer naar ‘de vrouw’ verwezen, die het blad dan vaak bijna onder handbereik leek te hebben en de Escher Klok ons dan triomfantelijk toonde. De strekking van de verhalen was dat ze het zo leuk vonden in het blad te zien wat manlief nou eigenlijk voor werk deed en dat zij, kinderen en verdere familie daar dan trots op waren.”
Ook nu nog geven de bladen veel informatie over het bedrijf en de gemaakte producten en zijn daardoor een fantastische bron voor historisch onderzoek.
Met dank aan de heer H. van Reenen werkte 40 jaar voor de firma tot de opheffing in 1988 en J. Josée, die beide als redacteuren actief waren.