Echo’s van de werkvloer
De Sierkan
het verhaal van dhr Stoffer
Veel mensen zullen het nog wel herinneren uit hun eigen jeugd dat ze de melkboer gingen helpen. Soms was dat een enkele keer of een vakantiebaantje. Voor sommigen was de melkboer iets dichter bij, zoals voor de heer Stoffer. Hij was in het begin van de jaren vijftig enkele jaren het hulpje van zijn vader.
“Ik was nog maar een broekie, maar mijn vader werkte bij De Sierkan. Daar ging ik ’s woensdagsmiddags en zaterdags ’s middags naartoe, want je moest zaterdags nog naar school en dan pakte ik de bus en ja dan stond Piet, het paard voor de melkwagen, die had me al in de gaten op grote afstand dan begon hij al te hinniken dat ik er aan kwam en in de vakanties ging ik natuurlijk ook mee.
Mijn vader begon ’s morgens om kwart over vier. Dan ging hij de deur uit en om vijf uur was hij op Berkendael. Dan moest hij dat paard gaan halen hetzij in de zomer uit de wei of uit de stal in de winter. Dan moest dat paard voorgespannen worden en dan moest natuurlijk die melkkar gevuld worden met allerhande producten: melkbussen van 40 liter, die werden vaak ingepakt met zo’n witte doek er overheen zomers voor tegen de warmte en ’s winters tegen het bevriezen. Nou dan had hij een halflitermaatje, een litermaatje, een tweelitermaat. Al naar gelang de mensen dus dat wilden hebben werd dat gebracht.”
Op de vraag of er toen alleen nog maar losse melk was, kwam de reactie:
“Nee, flessen waren er ook wel, maar een liter melk kostte 21 oude centjes en een fles melk was 25 cent. Voor die tijd was vier cent een heleboel geld.”
De vader van de heer Stoffer had een wijk nabij de Tortellaan en de Laan van Poot.
“Keurig netjes in het pak. Hij moest een pet op van de Sierkan en als hij bij de klant aan de deur kwam, was het handje aan de pet en ‘goedemorgen’. Dan was de man ’s middags om een uur of twee a drie klaar. Dan wist Piet, het paard, het al en mijn vader kroop op de bok en die ging zo in het hoekje zitten en die viel in slaap en Piet bracht hem wel terug. Nou en dan begon het ritueel opnieuw dan moest al het lege flessenmateriaal in een bepaalde richting van de fabriek. Daar moest schoongemaakt worden, die bussen. Eer dat die man thuis was, was het vier uur – half vijf en dan zakte hij als een kaartenhuis in elkaar. Dan was het eten en dan moest hij nog al zijn pofklantjes bijhouden. Want er werd gewoon een keer per week betaald. Meestal was dat op zaterdag. Dat vond hij helemaal niet leuk want dan had hij veel meer werk de hele dag en met het gevolg dat hij nog later thuis was. Maar ja als jochie van pak hem beet 12-13 jaar liep je rustig met twee manden, de ene mand eieren, de andere boter en kaas en dan ging ik gewoon naar vier hoog naar boven toe. En als de man niet genoeg spullen bij zich had dan kon ie ’s middags om halfvijf nog eens na gaan bestellen bij zijn klantjes. Zo ging dat eigenlijk, dag in dag uit. Of het nou tweede Kerstdag was of 1 januari of tweede Paasdag of tweede Pinksterdag de man moest altijd werken. Ja en dan zes dagen en ga er maar vanuit dat hij minimaal twaalf uur bezig was, maar vaak was het wel 13 of 14 uur per dag. Als je dat voor zes dagen vermenigvuldigt voor een week dan zit je op 75 à 80 uur per week. Ongelofelijk!!”
“Ik zie dat nog voor me. Die melk, een half litertje en dan had de man voor 11 centen verkocht. Je kan het je toch niet meer voor stellen. En dan al die pofboekjes en dan moest dat altijd weer opgeteld worden. En dan stonden die klanten het na te kijken of het wel klopte en of ze niet voor 1, 2 of 3 centen belazerd waren.”
“Ja, ja. Als je het navertelt denk ik dat niemand het kan bevatten hoe die mensen toen hebben moeten werken. Want daarvoor had hij een hele andere wijk namelijk een in de Schilderswijk bij een particuliere melkboer. Daar heeft hij nog met zo’n motorcarrier gelopen. Al die zware spullen op die motorcarrier. Dan moest dat kreng aangeduwd worden want een starter zat er niet op. Die man kwam kreupel thuis. Vandaar dat hij het zo ideaal vond dat hij bij de Sierkan terecht kon en met die paard en wagen kon rijden.“
Al pratend komen ook de herinneringen aan specifieke voorvallen weer boven.
“Dat was ook nog zo leuk, de Pasen kan dan vroeg of laat zijn. Nou ik kan mij nog goed herinneren, het was een paar dagen voor mijn verjaardag, ik ben zelf 12 april jarig, dus laten we zeggen, dat het 9 of 10 april was. D’r lag me een partij sneeuw op straat. Ja en al die mensen wilden natuurlijk eieren hebben. Daar ging ik met een mand met eieren. Maar wat er in zat, misschien wel 30 of 40, dat lag allemaal los dat zat niet in van die pakjes. Nee daar lag nog een grote doek in die mand en daar lagen die eieren in. Stuk voor stuk. Dus ja toen ging ik onderuit vanwege de sneeuw; 30 – 40 eieren kapot en dat moest je bij terugkeren verantwoorden, want anders moest je die zelf betalen.”
Hoe verliep de bevoorrading? Werd de bestelling voor de volgende dag achtergelaten? Hoe ging dat ongeveer?
“Ja aan de hand van wat ie, ’t is vandaag donderdag, dus stel dat ie op donderdag zijn wijk klaar had dan wist ie wat hij verkocht had en dan ging men daar gewoon van uit dat hij dat de volgende dag ook zou verkopen. Want het was natuurlijk geen goede zaak als je ’s middags terugkwam en je had de helft van de tachtig liter melk, had je nog bij wijze van spreken nog twintig over. Je liep altijd zo dat je leeg terugkwam.”
Ook maar één keer inladen ’s morgens vroeg en daar moest je het mee doen?
“Ja daar deed je de hele dag mee. Of het moest heel erg extreem zijn dan kwam er, meen ik, wel een wagen met nabestellingen. We namen 80 liter mee, losse melk dan. Maar het ging per half litertje, want er was geen koeling. Koelkasten had men niet. Dat was bij hoge uitzondering als iemand een koelkast had. Mensen namen allemaal mondjesmaat. Of de flessen melk, die dan vier centen duurder waren, die gingen in een bak met water om ze koel te houden.”
De zaterdag moest er dan nog extra omdat de zondag er achter zat? Wat ging er dan extra mee, waren er mogelijkheden om die kar uit te breiden?
“Nee, dan werd er misschien een krat extra opgezet. De eieren de kaas, de boter daar werd meer van meegenomen. Onder het zit gedeeltelijk op die bok daar lagen dan eigenlijk een beetje meer de dure producten, want je wilden toch ook niet dat er gestolen werd. Nou viel dat in die tijd nogal mee. Want ik kan haast wel zeggen dat er eigenlijk niet gestolen werd. Daar was hij wel heel alert op. Dat hij de dure dingen onder zijn zitvlak had”.
Was er nou ook nog een beetje contact met de klant?
“Nee als ik heel eerlijk moet zijn op die, pak hem beet 120 klanten, ik denk dat je er 10 had die echt een beetje vriendelijk waren. Ja als die man ook in weer en wind kwam, dat hij bij een enkeling, die keren ken je echt op een hand tellen, dat je een kopje drinken kreeg, een kopje koffie of thee. Maar had het lef niet om in het halletje te gaan staan. Want dat mocht niet. Voor de deur en niet anders.”
“De klanten waren lastig. Het waren vreselijk moeilijke mensen in die tijd. Je moest echt wel zo alert zijn en zo vriendelijk blijven, nou spreekt dat wel voor zich, maar je moest geen één verkeerd woord zeggen of er was wel een telefoontje bij de Sierkan. Die melkboer heeft dat en dat tegen me gezegd en dan kreeg je weer van Jetje.”
“Ja mijn vader heeft dat zo’n drie jaar gedaan en toen is hij een heel andere richting opgegaan. Toen werd hij vertegenwoordiger in radio’s en TV’s. Toen had ie natuurlijk een veel geregelder leven. Hij ging ’s morgens om 8 uur de deur uit en ’s avond om 6 uur was ie weer thuis.”
Daarmee eindigde midden jaren 50 een korte melkboercarrière bij de Sierkan. Ook dit verhaal geeft weer een aspect van het zuivelbedrijf en daarmee een inkijkje in het werken van alledag in deze periode.