Echo’s van de werkvloer
De familie Van den Broek, automatische suikerpot
De uitvinding van de bekende suikerpot van de firma van den Broek, waarvan het ontstaan en de geschiedenis in Haagvaarder 69 is beschreven, vormde de aanleiding om met diverse familieleden van dit typisch Haagse familiebedrijf te gaan praten.
Het startte allemaal met … Van den Broek als koperslager.
“… hij is niet oud geworden en ik geloof 42 of 43, dat heb ik altijd heel jammer gevonden, dat ik die man niet heb leren kennen, dat had ik heel bijzonder gevonden. Ik heb wel heel veel over hem gehoord uiteraard. Het is zijn uitvinding, het eerste suikerpotje was recht, een simpel dingetje…” (CMW)
“Het ontstaan van de suikerpotten, ik weet niet of ik dat helemaal weet, maar dat is eigenlijk ontstaan, doordat mijn opa, in militaire dienst in de wapenkamer zat. Toen is hij op het idee gekomen van de suikerpotten”. (EO-vdB)
“Opa was van oorsprong koperslager … en wat hij ook maakte, dat waren kroonluchters, van die echte grote koperen kroonluchters, voor de kerken. Voor de kerk in de Elandstraat”. (EO-vdB)
“ik heb ook nog verschillende dingen van hem, een hele mooie spiegel en kaarsen standaards heeft hij gemaakt. En hij heeft voor de Passage in Den Haag hekwerken gemaakt. En voor het Oranje Hotel had hij de hekwerken gemaakt, ja dat is ook allemaal platgegooid”. (TvO-D)
“Dat was allemaal voor hij het ontwerp maakte voor de suikerpot. Daar is hij toen in verder gegaan en is er niet veel meer te voorschijn gekomen op dat gebied. Ik denk dat ze hun handen vol hadden aan de suikerpotten, dat kan ik me nog wel herinneren. Dat liep heel goed”. (EO-vdB)
Het bedrijf en de familie vestigden zich aan de Witte de Withstraat 18 in een diep pand waarbij de werkplaatsen aan de achterliggende Elandstraat waren gesitueerd. Aan de voorzijde was de winkel:
“Dat ze dus de showroom noemen, maar daar verkochten ze ook de suikerpotten. Daar was een etalage, daar werd in geëtaleerd met fluwelen doeken kan ik me nog herinneren. Daar werden dan die potten zo opgezet”. (GvdB-vdB)
Wat werd er eigenlijk in die winkel verkocht, alleen suikerpotten?
“Er werd heel veel verkocht, …wel zo’n 26 artikelen. Kandelaars, koperen klokken, kapstokken, spiegels, dat soort dingen werden er allemaal verkocht. Ook koperen bakken, marmiet noemde ze het en kleine sier dingetjes, een kacheltje met vuursteentjes, kleine potjes. Het werd allemaal in de fabriek gemaakt”. (TvO-D)
Ze hebben wel eens een zijspoortje gemaakt, maar dat was niet echt.. ze zijn altijd weer op de suikerpotten terug gekomen: percolators, van die koffiezet toestanden, daar heb ik er thuis ook nog één van trouwens. (GvdB-vdB)
“…mijn schoonvader heeft ook percolators ontworpen en peper en zout stelletjes, het was een hele creatieve man. (CMW)
Werd alles in het eigen bedrijf gemaakt?
“Ja, er kwamen ook zulke platen [ongeveer 50 x 60 cm] die werden door de machine gestanst en daar werden dan die modellen van gevormd. En daar werd dit op gesoldeerd, dat werd ook met de hand gedaan. Dat waren dan van die knopjes met speciale dingetjes en dan zaten ze aan de werkbank en dan had je zo’n ding waar je zo’n pot opdeed, een soort bank schroefje. Maar we hadden ook knechten in de zaak, zo noemde je dat toentertijd, en die stonden aan de forceermachine. Daar werden die platen, zeg maar zoals het binnenkwam van dat koper, dan werd het in model geforceerd en dat deden ze aan de werkbank, daar hadden we er twee van. Die stonden in de Elandstraat”.
“Ze waren van koper en naderhand werden ze vernikkeld. … het ging volgens mij in een soort bad…. ze werden gedompeld en dan werden ze opgepoetst in dat polijsthok. Mijn oom zag er altijd heel zwart uit, dat ging met van die watten, polijst doek”.
“Ja, we hielpen allemaal mee. Het kwam eigenlijk doordat mijn vader, die heeft dan ook dit model uitgevonden [het buik model], die trouwde met mijn moeder en mijn opa die was net overleden. Maar hij had dat fabriekje, dus dat moest voortgezet worden en mijn moeder was de oudste dochter”. (GvdB-vdB)
Verkochten ze ook aan particulieren?
“Ja, en ook aan de groothandel. Ja mijn vader die ging ook, dat zou je nu een vertegenwoordiger noemen, die ging met die potten, die bracht ze dus aan de man, zeg maar. En dan hadden we een grote, die zat in Amsterdam, Goessens en die nam er heel veel af. Dat was een zaak in huishoudelijke artikelen en daar gingen ze ook allemaal naartoe naar die huishoudelijke artikelen zaken”. (GvdB-vdB)
Er was veel familie en allen waren heel betrokken bij elkaar.
“Ja, de moeder van Ger en Rietje, dat is Riet, mijn schoonzusje, en ik, wij waren daar ik kan wel zeggen praktisch iedere dag, behalve in het weekend. Dan was de zaak dicht. Wij werkten daar ook gewoon. En als je dan goed je best had gedaan dan kreeg je een paar nylonkousen, dat was de beloning. We deden het uiteraard niet voor het geld, dat zou absurd zijn geweest. We waren er wel vaak tot diep in de avond aan het werk. Mijn kinderen die waren toen nog vrij jong, die kon ik ook niet tot 11 uur op laten blijven. Ik moest altijd om een uurtje of negen, half tien terug naar huis. Dan moest ik die gasten nog in bad gaan doen en een hapje eten.
Dan heb ik het over de jaren vijftig. Ik ben in 1949 getrouwd…Het was leuk en dan maakte ik een grote pan groentesoep met balletjes en die nam ik dan mee naar de werkplaats. En mijn man haalde dan ook wel bij Cas van Leiden, dat was een broodjeszaak, broodjes en zo. Want er werd overgewerkt want het moest dan klaar. Ik denk er altijd wel met plezier aan terug, het was wel gezellig, wel hard werken in een goede sfeer”. (CMW)
“… mijn schoonzusje Riet, de moeder van Riet en Gerda, en ik gingen dan als de kinderen naar school waren, dan gingen wij doosjes vouwen. Dat moest dan in de vloei papier gedaan worden. En wij hebben ook met klinknageltjes de oortjes er aangezet en schroefjes en dekseltjes. We waren daar heel veel en hebben daar ook veel werk verricht. We hadden destijds 14 man personeel, dat was dan in het hoogseizoen”.(CMW)
Waren die doosjes ook bedrukt?
“Ja, ik denk wel dat de naam erop stond, dat weet ik eigenlijk niet meer zeker. Maar er stond wel op: iedere druk op de knop, één lepel suiker in uw kop. Dat was de slogan. Dat stond er gegarandeerd op. Het was iets met blauw, een blauwe tekst. Of er echt van de Broek op heeft gestaan, dat weet ik niet meer”. (GvdB-vdB)
De suikerpotten kende een glorierijke tijd voor het bedrijf totdat ze uiteindelijk ook door anderen werden nagemaakt. Tot ver over de grens reikte de bekendheid.
“Ze hebben ze ook nog in het Delfts blauw gemaakt en wat ook wel heel leuk is om te vertellen is dat mijn schoonvader bezoek kreeg van die maharadja van Patiala, die had 25 vrouwen en die moest voor allemaal een gouden suiker automaat laten maken. Wij hebben ook nog een foto van hem gehad maar die is verdwenen. Toen had mijn schoonvader gezegd “ik wil suiker automaten maken, maar niet van goud, mag het dan zilver zijn en dat heeft hij toen gemaakt. Het heeft ook nog in de krant gestaan in de Haagse of in de Residentiebode of zo iets. Hij was op zijn manier nog een BN-er, zou je tegenwoordig zeggen”. (CMW)
“En lampjes hebben ze ook gemaakt, van die binnenlampjes, die waren ook wel leuk, maar dat liep allemaal niet zo hard. Suiker automaten, daar zijn er duizenden van gemaakt. Ze zijn ook in het plastic gemaakt en in aluminium en dan werd dat geanodiseerd in kleuren. En die Delfts blauwe vond ik persoonlijk erg mooi en die zaten ook in hele mooie doosjes met een soort satijn. Als cadeautje was dat heel mooi; ze werden wel heel veel verkocht, het was best wel een gewild artikel”. (CMW)
Eind jaren vijftig liep het minder goed met het bedrijf. Het werd overgenomen en ging verder onder de naam JeWeGo. In Ede werd door twee familieleden gestart met een nieuwe firma.
“Mijn vader is met Janet (van den Broek), mijn moeder, getrouwd en mijn vader heette Diekman. En die is op een gegeven moment, begin jaren 60, opnieuw begonnen met de suikerpotten en dat heeft hij Tripet genoemd. En Tripet is van Trix en Peter, Trix ben ik en Peter is mijn broertje”.
“Ze maakten gewone potten. De originele waren van koper, voor de oorlog waren het koperen suikerpotten, daar zijn ze mee begonnen. En daarna is het aluminium geworden, want dat was een goedkoper materiaal. En mijn vader heeft op een gegeven moment de gewone suikerpot weer in productie gebracht en de plateel en die was er dan”.
“Uiteindelijk werden die in Ede gemaakt. En de Delfts blauwe werden hand geschilderd, wat ik ervan begrepen heb, in Delft. Ze zijn op een gegeven moment naar Ede verhuisd en daar hadden ze een aantal garages gehuurd en daar zijn ze opnieuw begonnen”. (TvO-D)
Diekman werkte samen met F. van den Berg. Zijn dochter vertelt:
“… ik weet wel dat hij toen een contract had met Tiger Plastics. Wat ik me kan herinneren waren bloempotten, die hij ontworpen had, want hij ontwikkelde ook nog wel dingen. Bloempotten en daar zat een kokertje in, waar je water in kon doen als je op vakantie ging. Dan hadden de planten voldoende vocht. Hij ging toen ook wel naar beurzen om dat soort dingen te promoten, dat kan ik me nog wel herinneren. Wat hij ook ooit heeft ontworpen, dat was een wasrek, wij woonden in Ede op een flat, dat naar buiten en naar binnen geklapt kon worden. Dat zijn de dingen die ik me nog kan herinneren en dat was van toen we daar in het begin woonden”. (EO-vdB)
“Deze plateelpotten zijn alleen door Tripet gemaakt en niet door van den Broek en ook maar vier jaar. Het moet wel als een tierelier gelopen hebben toentertijd. Op een gegeven moment zijn ze ook van de Juliana van Stolberglaan verhuisd naar een groter pand, want het liep gewoon heel goed. En door hetgeen hem overkwam toen was het over”. (TvO-D)
Daarmee stopt dan de productie van de van oorsprong Haagse suikerpot. Toch leeft deze nog in veel herinneringen voort en soms duikt er zelfs nog een verhaal over op in een geheel andere context:
“En nou had ik mijn tante aan de lijn, en ik vond het wel een heel grappig verhaal wat zij vertelde. Zij had in het Utrechts Nieuwsblad een stukje ook over de suikerpot gelezen en die werd nu gebruikt, dat was een grote suikerpot, als uitstrooier op een crematorium…. Ze dacht in het Utrechts Nieuwsblad van 26 juli 1988… en dat was door de heer Goessens van de Overtoom in Amsterdam”. (TvO-D)
In het krantenartikel van het Utrechts Nieuwsblad beschrijft een nazaat van de familie Goessens het als volgt:
“Maar pas echt ontroerd was ik door het verhaal van een collega, die enkele jaren terug getuige was hoe de as van een overleden vriend werd uitgestrooid op de Noordzee. Er stond die dag een flinke bries en hij had zich al bezorgd afgevraagd of er wel sprake kon zijn van strooien. De Katwijkse visser die zijn schip voor deze gelegenheden leende bleek daarop echter iets gevonden te hebben. Mijn collega beschreef hoe de stoffelijke resten netjes gedoseerd werden over de schuimige golven met een apparaat dat ik moeiteloos herkende als: de suikerautomaat!”
- CMW = Mw. C.M. Weber, de echtgenoot van een zoon van J.M.M. van den Broek
- GvdB-vdB = Mw. G(Gerda) van den Broek – van den Berg, een kleindochter van J.M.M. van den Broek
- EO-vdB = Mw. E. (Riet) Okhuijzen – van den Berg, de zus van Gerda
- TvO-D = Mw. T. (Trix) van Oosten – Diekman, een kleindochter van J.M.M. van den Broek