Haagvaarder 52 (hoofdartikel)
ALPA: Alle Pannen
Langs rivieren was vroeger veel bedrijvigheid te vinden waarbij de rivier zorgde voor af- en aanvoer van producten. Er zaten van oudsher ook veel steenfabrieken en fabrieken die dakpannen maakten. Aan de Vliet bij Leidschendam zat een fabriek die iets maakte voor de pannen, maar dan heb ik het niet over dakpannen….
Als ik vroeger in de schoolvakanties bij mijn oma en opa logeerde kon ik een extra zakcentje bijverdienen door voor mijn oma de pannen in de keuken te schuren. Dat gebeurde met een pannenspons van ijzerdraad. Ruim vijfendertig jaar later kwam ik er achter dat die sponzen werden gemaakt bij ALPA, een bedrijf langs de Vliet aan de Veursestraatweg 106 in Leidschendam. ALPA is een afkorting van Alle Pannen.
Van E.R.B naar ALPA
In 1933 kochten de broers Henk en Max Prinsen een stuk grond aan de Veursestraatweg, naast Villa Rozenrust om er een bedrijf te beginnen. Het bedrijf stond bekend onder de naam NV Handelsmaatschappij E.R.B.: Eerste Rotterdamse Betonijzerbouw. De werkzaamheden bestonden uit handel in beton- en balkijzer dat geleverd werd door Zelaza, een Pools bedrijf. Een aantal jaren later kregen zij een aanbod om een pannensponzenfabriek in Zaandam over te nemen. De eigenaar van deze fabriek wilde zijn bedrijf verkopen. De eigenaar, de heer Grunenbaum, was een uit Duitsland gevluchte Joodse immigrant die voorzag dat de dreigende oorlog hem wel eens niet gunstig gezind zou zijn. De broers gingen op het aanbod in en besloten een doorstart te maken met de pannensponzenfabriek die ze de naam ALPA gaven. Met de inventaris uit Zaandam kwam ook de heer Wittebrood mee, die jarenlang chef was van de fabriek in Zaandam. De broers besloten wel om de handel in beton- en balkijzer voorlopig nog voort te zetten.
De producten en het werkproces
Naast de sponzen werden ook koperen pannenlappen en staalwol gefabriceerd. Het metaaldraad werd geleverd door het Belgische Bekaert, die tegenwoordig nog vooral tuinhekken produceert. Voor de productie van de sponzen had men in eerste instantie zes rondbreimachines, later werden dat er twintig. De machines werden door twee mensen bediend. Het metaaldraad werd eerst in een bak met zeep gedaan om het stugge draad wat soepeler te maken voor behandeling. Daarna ging het op de haspels van de machine. Vanaf die haspels werd vervolgens de draad door twee walsen geplet en daarna maakte de rondbreimachine een grote sok van geplet draad. Maar daarmee was het proces nog niet af; het eindproduct werd door thuiswerkers gemaakt. De stukken geplet draad werden per 1000 stuks afgeleverd aan de thuiswerkers. Zij moesten uit de kluwen eerst een draadje trekken om het geheel aan een kant geheel dicht te krijgen. Daarna rolde men het half op en werd er weer een draadje overheen gelegd. Vervolgens werd het restant opgerold. De thuiswerkers verdienden in de jaren 30 f 6,- per 1000 stuks met dit werk. Later ging ALPA over op de productie van plastic en nylon sponzen, omdat er andere pannen met een andere kwaliteit op de markt kwamen. Voor de productie van de pannenlappen werd koperdraad, katoendraad en jutte bij elkaar gesponnen op een spinmachine. Daarna werden er of een weefmachine lappen van geweven. Deze lappen werden vervolgens op een naaimachine in de vorm van een washand genaaid. Dit werk werd voornamelijk door vrouwen gedaan.
Grote afnemers
De fabriek werkte vanaf het begin zes dagen per week in een drieploegendienst. Vooral landen als Egypte, Libanon, Cuba, Haïti en de Dominicaanse Republiek waren grote afnemers van de producten. Begin jaren zestig namen de orders geleidelijk af. Medio 1968 sloot de fabriek haar deuren.
Antoinette van der Horst
Bron:
- R. Bouchez, De veelzijdigheid van ambachten en neringen in Oud Leidschendam, Nootdorp 1998.