Haagvaarder 92 (hoofdartikel)
De Mosquito
“Nederlandse Muskieten-broedplaats vraagt uw aandacht”
“Er zijn veel hulpmotoren, maar er is slechts één Mosquito”, zo luidde de kop van een advertentie in een krant in 1951. Of zoals een andere advertentie roept: “Vrij als een vogel in de lucht”. Het wonder uit Italië is het concurrerende alternatief van de Solex, die net zoals de Mosquito ook in Den Haag werd geassembleerd. De Solex was in 1948 op de Nederlandse markt gekomen en werd geleverd en geproduceerd door de firma Van der Heem. Deze firma leverde echter een compleet rijwiel met verzwaard frame met hulpmotor. Uiteraard lag de prijs hiervan aanzienlijk hoger (f 375,-) dan van de losse motor van de Mosquito (ca. f 200,-).
De eerste levering
De Mosquito-hulpmotor voor de fiets was afkomstig van de Garelli fabriek in Milaan, die tussen 1946 en 1960 verschillende varianten van de motor produceerde. De Nederlandsche Instrumentenfabriek Waldorp, gevestigd in de Laakhaven, had zich verzekerd van een licentie om deze motoren te mogen vervaardigen. In 1949 had men het plan om maar liefst 10.000 exemplaren af te leveren en in 1950 werd dit aantal al opgevoerd tot 30.000. Hiervan was 30% voor de export bestemd aangezien de Italiaanse fabrikant niet in staat was voor de export te produceren. In 1950 wist Waldorp een order van 5.000 stuks voor Zweden binnen te halen.
In Nederland werd de motor op de markt gebracht door de Dordrechtse handelsmaatschappij Hostaco. In 1948 werd de mogelijke levering groots in de kranten aangeprezen en men kon zich inschrijven tegen betaling van een waarborgsom van f. 50,- of f 100,-. Het bleef echter nog wel een tijdje stil voordat de motoren daadwerkelijk konden worden geleverd. Waldorp was van plan om de eerste Mosquito’s direct uit Italië te betrekken, maar de productie daarvan liet op zich wachten. In 1949 verwachtte men zelf te kunnen gaan produceren. En zo bleek: “Met de lente [van 1949] de Mosquito in het land!”.
De hulpmotor
De Mosquito wordt beschreven als “krachtbronnetje dat binnen 20 minuten op elk willekeurig rijwiel gemonteerd kan worden met behulp van twee bouten”. Het was een 38cc liggende tweetakt motor. De aandrijfkracht liep via een ruw beklede aandrijfrol op het achterwiel, in tegenstelling tot de Solex waar dit juist op het voorwiel gebeurde. Het motortje was te bedienen met twee handeltjes: één voor het gas en één voor het ‘kleplichten’. De fiets kon een topsnelheid bereiken van ca 30 km per uur met een brandstofgebruik van 1 liter op 80 tot 100 km. De brandstoftank van ca. 2½ liter werd onder de bagagedrager gemonteerd. Het motorgedeelte woog 7 kg en samen met een fiets kwam het gewicht op 22-23 kg en zo bleef het geheel nog goed te hanteren. Met behulp van wat op een strip uit een meccanodoos leek, werd de motor onderaan de fiets gemonteerd, onder de trapas. Met deze vrij eenvoudige montage onderscheidde het motortje zich van de anderen op de markt. “Ziedaar het voornaamste nieuws over de muskieten, die in de onmiddellijke toekomst op onze Nederlandse wegen zullen voortgonzen”. …”en ‘meetrappen’ zelfs bij straffe tegenwind niet nodig is, omdat deze kleine maar dappere Haagse Italiaan een ‘toerenmaker’ is en zijn maximum toerental in de buurt van de 4.200 ligt”. “En telkens weer zult U met verlangen uitzien naar het moment dat U er met de Musquito op uit kunt trekken”
Een snel einde
In 1952 zegde de Italiaanse fabrikant het contract met Waldorp op en mocht het bedrijf alleen de eigen voorraad Mosquito’s nog verkopen, volgens de afgesproken prijs. Waldorp probeerde samen met het verkoopkantoor Hostaco snel van de nog 1.700 exemplaren af te komen door deze onder de prijs te verkopen, maar daar werd door de rechter een stokje voor gestoken. Daarmee kwam er een rap einde aan de Haagse productie van de Mosquito.
Koos Havelaar
Bronnen:
De Kampioen, jrg 63, nr. 10, 10 november 1948 en jrg. 64, nr. 4, april 1949.
De Leeuwarder Courant, 9 december 1948.
De Telegraaf, 9 september 1953.