Echo’s van de werkvloer
Bouwmaterialenhandel Verhulst
Arie Abspoel, een man met een ‘ongeblust’ verleden
Over het blussen van kalk ging het, over de zandwinning en het vervoer van bouwmaterialen over het water, over koppelbazen en losse arbeiders, over de talrijke en vrijwel onbekende plekken in Den Haag waar afvalstoffen uit de bouw zijn gedumpt…over nog veel meer. Maar Arie Abspoel is dan ook niet de eerste beste op dat terrein. Als voormalig eigenaar van de nog immer aan de Laakhaven gevestigde bouwmaterialenhandel Verhulst kan hij urenlang verhalen over de vroegere bouwwereld in Den Haag. Voor Echos’ van de werkvloer interviewden wij begin vorig jaar Abspoel in zijn vroegere kantoor aan de Laakhaven.
“…in 1926 toen kwamen de eerste kranen hier en daar, daar zijn foto’s van, hoe ze hier gegraven hebben hé, die Laakhaven. Toen was alles handwerk. Aan de overkant had je brandstoffenhandelaren, allemaal bedrijvigheid. De hele haven lag vol met schepen. Altijd drie, vier schepen voor de wal. Dat was met cement, dat was met gips, dat was met kalk, dat was met Belgische stenen. Allemaal aangevoerd per schip en dat moest er allemaal met de hand uit. Dan had je allemaal losploegen, de katholieke losploeg, de ploeg van Jan Augustinus, de ploeg van de Rijswijkseweg..”
Zo begint Arie Abspoel spontaan z’n verhaal over het lossen van de schepen vroeger.
“Op diverse punten in Den Haag stonden die ploegen te wachten op werk en dan hoorden ze dat er een schip met steen binnenkwam. Nou dan ging er ’s morgens een losploeg van de stad hier naar toe lopen. Allemaal lopend. En die begonnen dan op het schip het gat te breken. Dat noemen ze ‘gat breken’ – als het schip geladen is ga je het gat breken. Als je nou de laadruimte hebt, dan liet de schipper hier een gat breken en daar hadden die lossers een hekel aan. Dan moesten ze bukken, moesten ze naar beneden werken. Stapje voor stapje pakten ze zes stenen en die gaven ze over op de kade. Allemaal handmatig!”
Hem gevraagd naar de ploegen of die echt zo heten, wijst Abspoel er op dat dit koppelbazen waren en dat je ook een ploeg had van de protestanten:
“Jazeker, die noemde ze zo en die hadden een vaste plaats. Bij het Vaillantplein daar stond Jan Augustinus en hier bij de Rijswijksebrug stond Piet te Nuis’ ploeg. Zo werd het werk verdeeld en dat waren allemaal losse werkmannen en ze losten ook spoorwagons. Hier aan de Waldorpstraat werden duizenden wagons gelost”.waarmee Abspoel vanzelf op z’n eigen werkzame leven komt. Ooit in het bouwtransport begonnen kon hij in 1965 de bouwmaterialenhandel Verhulst overnemen. Hij kocht samen met z’n collega’s van de overkant; de gebroeders J. en K. Herweijer, het bedrijf van Verhulst.
“Voordat ik hier was hadden wij in ons transportbedrijf paarden. Naderhand ben ik overgestapt in de bouwmaterialen. Ik ben haast 72 jaar, heb alle overgangen meegemaakt. Vanaf jongen zijnde, vanaf school, schillen ophalen. Met de paarden, in de oorlog…
Het laatste paard dat wij hadden, hebben wij weggedaan en Verhulst ook. Die paarden hebben wij cadeau gegeven aan de boeren van de watersnoodramp in 1953. Geschonken aan de boeren in Zeeland… Dus in ’65 heb ik het hier gekocht, enkel maar gips en aanverwanten, steengaas, wat steen. Ben ik het gaan uitbreiden, ook zand.”
Waarna Abspoel uitgebreid vertelt over de vooroorlogse aanvoer van bouwmaterialen en het transport naar de bouwplaatsen – de ‘putten’:
“Als je nu een grote put had, laten we maar zeggen het Vredespaleis, dan werd hier aan de overkant gelost met die kleine vletjes, overgegooid met de hand, hier naar de zandkade gevaren en daar werd het weer gelost op paard en wagen en dan reden ze zo helemaal naar het Vredespaleis. Zo omslachtig was dat.”
En hem herinnerend aan de Laakhaven vol schepen vertelt Abspoel:
“Ja, er stond hier een kraan, er stond bij Heijdra een kraan, er stond daar bij Herweijer een kraan. Die van de overkant en deze hier hebben we van de Albatros gekocht.”
Abspoel doelt hier op de in 1972 aangekochte Portaaltopkranen 2198 en 2199, waarover in Haagvaarder nr 33 werd gepubliceerd en waarvan één op aandringen van de SHIE door de gemeente is gekocht en geschilderd om als industrieel monument te dienen voor het collectieve geheugen van de stad. De andere kraan is als laatste nog in bedrijf bij Verhulst. Ook Heijdra deed aan overslag per kraan van zand en aan de overkant had je een ander bedrijf, waar dat met mankracht gebeurde:
“D’r kwam een schuitje zand an met zelflosser, zo noemden wij dat. Er stond een mast op en een bakkie en een lier. Dan liepen die jongens naar beneden, daalden ze in het zand af, ging het weer naar boven, zo naar een trechter. De Centrale Handelsmaatschappij daar, die werkte met een installatie het cement zo uit het schip. Met een transportbandje zo naar binnen. Aan de overkant had je de overslag van kolen van de Gebroeders Jansen. Die deden altijd de kolen voor het GEB, kwamen uit Rotterdam. Dat waren harde Waleskolen,overgeslagen op Rijnaken en die voeren hier naar de Gebroeders Jansen toe. Die hadden speciale bakkies daarvoor en die werden met een sleepboot zo naar de Elektriek Fabriek gesleept en daar gelost. ’s Winters als het vroor – ’t vroor vroeger wel es dicht – dan deden ze dat met een auto.”
En dat brengt Abspoel op het vliegas wat daar van afkwam en in Nootdorp gedumpt werd… Daarover en over ander vergeten ‘nieuws’ uit het industrieel verleden van deze – met ‘ongeblust’ enthousiasme verhalende – ondernemer meer in Haagvaarder 41.