Echo’s van de werkvloer
De Sierkan
het verhaal van mevrouw Bruno-Van Andel
Een schriftelijke bijdrage over De Sierkan ontvingen we van mevrouw Bruno-Van Andel. Zij hielp haar vader ooit in de melkwijk of zoals het bij de melkboeren heette: het wijk. Zij verhaalt over de loopbaan van haar vader en schrijft kort iets over haar werk in een winkel van De Sierkan.
“Ik kan met recht zeggen dat ik de dochter van de melkboer ben. Ik kom uit een gezin van 10 kinderen. De eerste drie zijn van de bakker, dan zijn er drie van de groenteboer en vier van de melkboer. Jawel, mijn moeder zei altijd: “Ik heb ze van de bakker, de groenteman en de melkboer. Mijn vader heeft alle drie de beroepen gedaan.”
“Mijn vader is bij de melkinrichting De Sierkan aan de Havenstraat in Den Haag in 1948 begonnen. Eerst met de duwwagen, toen een gemotoriseerde en toen een heuse accu-oplaadbare wagen. Het was elke morgen om 4 uur uit de veren, dan de Trekweg af, op de fiets, naar de Havenstraat waar hij zijn wagen moest bevoorraden: 2 melkbussen van 50 liter en een aantal ijzeren kratten van 12 stuks, zowel melk, vla,yoghurt, karnemelk en pap. Elke fles had z’n eigen kleur capsule: wit voor melk, blauw voor yoghurt, geel voor vla, wit met rode streep voor karnemelk en papfles groen met wit.”
“Ja, ik weet het nog goed, want ik heb mijn vader geholpen in de wijk aan de Schenkkade met vele zijstraten. Mijn vader was elke ochtend om 06.30 uur bij zijn eerste klanten waar hij een briefje op de mat vond en waar hij zijn bestelling kon neerzetten. Hij bevoorraadde ook de school in die wijk met ‘kleine’ melk. Er was toen nog geen koelkast, dus was alles lauw en warm in de zomer. Van menig klant had hij ook de huissleutel. Toen nog de loper die op elk slot paste zodat hij ook daar de opgegeven bestelling kon neerzetten. Vaak liep hij de trappen wel drie keer op per klant met een grote mand aan zijn arm gevuld met boterkaas, eieren, jam van de Betuwe (Tielse Flip), melk; er zat vaak niet in wat de klant wilde.”
“Mijn vader was nooit voor 19.00 uur thuis, soms moest hij nog bestellingen nabrengen op de fiets. Als hij in de fabriek terug was moest hij de wagen schoonspuiten en de nieuwe voorraadbestelling doorgeven voor de volgende dag, geld tellen, de wagen op de acculader aansluiten, want als je dat vergat was je de volgende dag de pineut, geen inkomsten.“
“Ik herinner mij de strenge winter van 1963, ik hielp toen mijn vader voor het derde jaar. Het was rond Kersttijd, zijn wagen werd wel drie keer bevoorraad door de melkvrachtwagens van de Sierkan. De melkbussen waren vaak bevroren, we hadden er moltons omheen gedaan, mijn vader moest vaak met een gasbrander de kraan van de melkbus verwarmen om deze los te maken. In die periode ben ik een keer bevangen geweest van de kou, ik werd op de bevoorradingsvrachtwagen getild en naar huis gebracht, dat was voor mij de laatste dag in de melkwijk, ik mocht het werk niet meer doen.”
“Het is erg sociaal werk, mijn vader had een gewillig, luisterend oor. Hij hoorde heel wat familietragedies aan. Ook moest hij wel eens een behaatje vastmaken, omdat de heer des huizes al weg was en de dame zichzelf niet kon helpen.”
“We hadden onze vaste koffieklanten. Mijn pa nam de tijd – als het kon – voor koffie, maar vaak werd de aangeboden koffie op het schoteltje gedaan, zodat het sneller afkoelde en eerder gedronken kon worden om vlot weer aan het werk te gaan. Ik bleef vaak op de wagen passen als hij wist dat hij wat langer bij een klant binnen was. Het leukst vond hij de “bellenwijk”, de wijk in de vakantie; de klanten kwamen dan naar de melkwagen toe in plaats van wij naar de klant. in de vakantieperiode kregen we een dubbele wijk toegewezen. Ik herinner mij de Mauritskade en de zijstraten van de Hooigracht tot en met het Noordeinde. Dan reden we elke keer zo’n 150 meter en bleven dan zo’n 15 minuten staan, we belden met een grote koperen bel (kroegbel).”
“Wat ik mij nog herinner is dat de melkboeren mooie uniformen droegen, in de zomer kakikleur, jas met epauletten met Sierkan erop, broek, pet. In de herfst en lente : donkerblauwe ribcord jas met pet. ’s Winters donkergrijs lakenstof, een soort dikke stijve paardendeken, muts met oorkleppen. Als het echt koud was droeg mijn vader kranten onder zijn uniform, dat hield de wind tegen!
“Op zeker moment is mijn vader ziek geworden en mocht hij niet meer buiten werken en zwaar werk doen. Ik heb toen zo’n drie maanden al z’n “pofklanten” afgelopen om het geld op te halen dat hij nog tegoed had; er waren namelijk mensen die eens per 14 dagen betaalden. Het heeft veel moeite gekost voordat mijn vader al z’n geld had. Hij heeft bij de Sierkan een goede tijd gehad. Uiteindelijk is mijn vader bij Albert Heijn gaan werken in het magazijn, de opgebouwde pensioenrechten van de Sierkan werden door AH overgenomen. Hij heeft tot z’n 65ste jaar heel hard gewerkt. Ook bij Albert Heijn heeft hij een leuke werksfeer gehad.”
“Zelf heb ik nog twee jaar in de winkels van De Sierkan gewerkt: Bankaplein, Genestetlaan, Geestbrugweg en van daaruit moest ik om ongeveer 11.00 uur naar de Herenstraat in Voorburg; daar stond naast de fabriek van De Sierkan ook een lunchroom. Het pand bestaat nog. Wij verkochten daar broodjes kaas, ham, ei, glazen melk en vlaflip: een mix van vla, yoghurt en vruchtendiksap, dat was erg in en erg hip in die tijd. Om 14.00 uur moest ik weer terug zijn aan de Geestbrugweg om mijn werk voort te zetten voor mijn 25 gulden per week. Het waren allemaal erg leuke ervaringen. Toen ik 16 jaar was ben ik in het kappersvak gegaan, dat doe ik nu nog.“