Echo’s van de werkvloer
De Sierkan
Het verhaal van Ben Zuidwijk
Ben Zuidwijk (1945) heeft vele stadia doorlopen bij De Sierkan, Melkunie, Mona en Campina. Hij is begonnen als reserveloper voor De Sierkan als jongen van 17 jaar oud. “Op dat moment gingen de handkarren die je zelf moest duwen er net uit. Dat was in het begin van de jaren zestig. Er waren toen ook karretjes waar je in kon zitten; die werden voornamelijk gebruikt voor in het centrum van de stad, bij de winkels van de Vlamingstraat en de Passage.”
Ben Zuidwijk heeft in vrijwel alle depots van De Sierkan gewerkt als reserveloper als er iemand ziek was. Hij begon aan de Nieuwe Haven, de hoofdvestiging van De Sierkan. Het enige depot waar hij niet heeft gewerkt is de Stadhouderslaan. De depots waar hij wel heeft gewerkt lagen in de Eerste Van der Kunstraat-Lulofstraat, Atjehstraat, Maaswijckstraat, Berkendael, Conradkade, Watervlierstraat en de Delftselaan.
Het hoofdkantoor was in de Nieuwe Havenstraat, waar ook de wagenmakerij en de koperslagerij waren. Hier werden de koperen kannen vervaardigd, die tot in de oorlog gebruikt werden. Toen werden ze in beslag genomen en omgesmolten voor de munitieproductie. Na 1945 verschenen de vertinde melkkannen op de kar. Het depot en uitgiftepunt in de Maaswijckstraat had ook woningen. Ben heeft zelf met zijn vrouw boven het depot op nummer 28 gewoond. Zijn vrouw heeft nog een tijdje in de winkel in de Valeriusstraat gewerkt voor de Sierkan.
Als “lopende melkboer” had je het niet gemakkelijk. Vroeger liepen er in sommige straten wel vijftien verschillende melkboeren! De concurrentie was moordend. De melkboeren die bij de Sierkan werkten moesten adressen doorgeven van mensen die in de straten waar ze liepen gingen verhuizen. “Dan stond er al een wagen klaar met heet water om het huis voor de nieuwe bewoner alvast schoon en netjes te maken. “En dat natuurlijk in de hoop dat die nieuwe mensen dan klant werden van de Sierkan!” Het kwam ook regelmatig voor dat anderen je klanten afpakten. In de jaren zestig is er flink het mes gezet in het aantal melkboeren; er is toen gesaneerd. “De wijken werden toen op een wat eerlijkere manier verdeeld; zo’n wijk kostte dan acht gulden per liter.”
De heer Zudwijk verdiende een basissalaris plus provisie; samen best wel een goed salaris. In de jaren zestig was dat ongeveer 100 gulden per week netto. “Je moest wel om vijf uur ´s morgens beginnen“, vertelt Ben. De melk kostte in die tijd 49 cent en daar zat dan 1 cent provisie op.
Zes jaar lang “liep” hij de Herzogstraat/Scheeperstraat met veel plezier en veel klanten. “Tot dat Van Straaten een grote zaak opende vlak bij de markt, de latere eerste Konmar vestiging, en ging stunten met melk!” Veel klanten kochten toen de melk van de Konmar. “Maar bij mij kochten ze dan wel vaak nog bier of andere levensmiddelen, zoals rookworst, kaas en koffie die ik op de kar had. Dat moest dan wel van te voren besteld zijn.” Ben reed toen al met een Spijkstaalkarretje met grote reclameborden. Hiermee werd tot de jaren zeventig bezorgd.
Met zijn kar ging Ben Zuidwijk de vast klanten langs met niet alleen flessen melk, maar ook losse melk. “Dat werd dan vaak afgemeten in een kan van een halve liter of een liter. Sommigen wilde een hele emmer met vijf liter! Dan moest je wel oppassen, want de mensen zetten dan een streepje bij de vijf litergrens van de emmer, maar dat streepje verschoof nog al eens en altijd naar boven natuurlijk!” Er waren ook veel klanten die op bovenhuizen woonden; dan nam je een mand mee naar boven het portiek op met de spullen die ze wilden hebben. “Vaak was er dan ook nog een binnentrap; ik heb wat trappen op en af gelopen!” Er waren in die tijd ook veel zogenaamde “pofklanten”. Daarmee werd eens in de week afgerekend; dat gaf wel een hoop administratie!
“De omzet daalde echter in de loop van de tijd door de komst van de supermarkten die ook melk en melkproducten verkochten tegen een lagere prijs. Ook is het de tijd geweest dat veel mensen een caravan kochten en dan in het weekend hun melk op de camping kochten.”
Rond 1970 had de Sierkan nog 75 wijken over waarin de melk werd bezorgd. In die tijd besloot de Sierkan volledig te stoppen met de bezorging. “De melkboeren konden de wijk overnemen tegen een symbolisch bedrag van 1 gulden. Veel bezorgers hebben hier gebruik van gemaakt. “De kar (Spijkstaal) kon je overnemen van het bedrijf en je kon depotruimte huren.” Het was wel zuur voor de bezorgers die kort daarvoor nog de wijk hadden overgenomen tegen een bedrag van 8 gulden per liter!
“Het bedrijf bood ook aan om je door te laten werken als productiemedewerker of chauffeur“. In beide gevallen werd je geholpen met een opleiding of herscholing. Ben koos er voor om chauffeur te worden. Hij kreeg 450 gulden als budget om zijn rijbewijs te halen voor de grote vrachtwagens.
Met de vrachtwagen bezorgde Ben melk bij de depots en bij 15 melkboeren. Die gaven van te voren hun bestelling door. De wagens reden ´s nachts en overdag. “s Nachts moesten zo’n 1200 kratten worden uitgesorteerd voor de vijftien adressen. Dat waren nog van die zware ijzeren kratten. Als je vrijdagnacht dienst had, moest je twee uur eerder komen om al die kratten te laden; voor het weekend waren er dan natuurlijk veel meer kratten af te leveren. Als je dinsdagnacht werkte was het een stuk minder; veel winkels waren op woensdag in de middag gesloten”.
De plastic krat was er pas vanaf 1968 en rond die tijd hield men ook op met de verkoop van losse melk. Rond 1975 kwamen er kortere wagens met kleppen; dat was een stuk makkelijker laden. Na verloop van tijd werden, in verband met toenemende diefstal, de kratten niet meer buiten gezet, maar binnen. Dat kostte dus extra tijd voor het laden. “Er waren overigens ook klanten die voorzien moesten worden van melk in Lopik, Gouda en Schoonhoven.” In de jaren tachtig werden de vrachtwagens vervangen door containerwagens die gekoeld werden met stikstof.
In de jaren tachtig werd Ben ploegchef distributie. Er werd gewerkt in een drieploegensysteem. “Dat heb ik zo’n jaar of zes gedaan in de Lulofstraat. Maar daar werd de productie in 1987 stopgezet. De fabriek deed wel nog dienst als distributiecentrum.” Daarna werd Ben distributiechef bij Mona in De Meern. Na een reorganisatie vertrok hij naar Woerden. Er waren depots in Veenendaal, Bergsehoek, Bergen op Zoom en Uden. “Mona had 75 routes in heel Nederland die we met de nodige chauffeurs reden. Er werd door Mona ook gereden naar Limburg voor Albert Heijn daar, maar dat ging in wagens zonder opschrift, want dat mocht niemand weten.” Dat is maar van korte duur geweest, daarna werd er een landelijke verdeling gemaakt met ook Edah en de Spar. Tegenwoordig wordt dat vervoer gedaan door Zutrans, dat een dochteronderneming is van Campina.
De wereld van de melkinrichtingen is er ook een van opeenvolgende overnames en fusies. De Sierkan in Den Haag nam de melkfabrieken Leerdam en De Hoop over. Daarna wordt Van Grieken overgenomen door Menken en vervolgens uiteindelijk alles door Campina. “En nu doe ik de vla” vertelt Ben. “De melk wordt gelost en dan worden met de computer monsters genomen. In zo’n tank zit 198.000 liter (!) waarvan dan het vetgehalte moet worden bepaald. Daarna wordt de melk nogmaals getest in de fabriek. “Het wordt drie uur op penicilline gezet en als alles goed is dan pas wordt de tank ook daadwerkelijk gelost. Tot slot wordt dan nog een monster genomen voor het Centrale Laboratorium.
Binnenkort gaat Ben met pensioen en neemt hij afscheid op het werk. Kenmerkend voor Ben is dat hij steeds met het bedrijf is meegegroeid en veel aspecten van het bedrijf heeft meegemaakt door de verschillende werkzaamheden die hij daar deed. Bovendien heeft hij als OR-lid veel van de fusie en overnames van dichtbij meegemaakt. Kortom, een welverdiend pensioen voor deze door de wol geverfde medewerker! Of is hij door de melk en de vla geverfd?