Echo’s van de werkvloer
Van Grieken
Het verhaal van dhr Den Oudsten, chauffeur
In deze Echo aandacht voor één van de particuliere melkfabrieken in Den Haag, de firma Van Grieken. Enige tijd geleden spraken we met de heer Den Oudsten, die 10 jaar als chauffeur heeft gewerkt bij het bedrijf.
“Ik heb nog op een melkfabriek gewerkt in Utrecht van de Utrechtse melkcentrale en toen kreeg ik verkering met een Scheveningse vrouw. Ik werkte daar en ik had het vreselijk goed naar mijn zin. Ik haalde boerenmelk op met die melkbussen allemaal nog en met tankwagens reed ik, maar ik denk toen een Scheveningse vrouw ken ik niet naar Utrecht halen. Een echte Scheveninger moet je toch een beetje op z’n plek laten. Toen zeg ik tegen m’n schoonvader als er een chauffeur gevraagd wordt in Den Haag dan bel ik op en dan zal wel zien hoe het schip strand. En Van Grieken vroeg chauffeurs. Mijn schoonvader had gebeld en hij had gezegd laat hij me morgenochtend maar bellen om tien uur dan maken we een afspraak. Van Grieken zegt tegen mij wat heb je allemaal gedaan. Ik zei ik heb boerenmelk opgehaald, ik heb in de fabriek gewerkt, ik heb filialen bezorgd, ik heb melkboeren bezorgd, alle voorkomende werkzaamheden. We zijn al uitgepraat, morgenochtend om 10 uur ken je beginnen. Da’s snel he!” “Ik werkte altijd 80 uur in de week. Ik begon elke nacht om drie uur, hoor. Tot zaterdagsavonds zeven uur, 14 uur en dan was ik zondag helemaal wezenloos natuurlijk. Die kratten wogen 27 kilo per stuk. We pakten er vier tegelijk en dan werd er gestouwd twee tegelijk en drie erop. Dan kwam ik uit Utrecht en daar was ik gewend om een krat tegelijk te pakken. Dan zei Maarten Touw tegen mij dat doe je helemaal niet goed. Eerst een krat pakken dan twee erboven op en dan drie en dan ben je op hoogte van die auto en dan hoef je hem alleen maar recht te houden en dan kon je hem zo voor je borst houden. Ik reed in het Westland, Hoek van Holland, Naaldwijk, Poeldijk en zo. Ik bracht melk bij de melkboeren. Ik ging ’s morgens met een vrachtwagen met aanhangwagen het Westland in en dan had je nog een stuk of tien wijken in Den Haag. Maar als ik vijf minuten later wegging, kon ik het niet meer inhalen. Ik ging liever vijf minuten eerder weg voor drieën dan bleef ik een beetje gelijk lopen, want als je even naar de wc moest nou dat was dan tussen die twee wagens in en die tijd haalde je niet meer in.” “Toen was er eentje die reed Scheveningen, die was helemaal ingeburgerd bij die melkboeren daar, maar toen ging die chef zijn wijk rijden omdat hij een snipperdag had of zo en die kwam een halfuur eerder binnen dan als die vaste chauffeur. Toen moest hij bij baas Jan [Van Grieken] boven komen, die zei: ‘Arie Vreeswijk heeft die wijk gereden en die mag jij blijven rijden, maar je moet ook om 9:30 uur binnen zijn.’ En dan werkte je je toch het Lazarus! Ja zo was dat, werken en tijdrijden.”
Hoe laat was u dan weer terug van die route?
“Tien uur zo’n beetje. Dan moest je filiaals gaan rijden in Den Haag zelf. Die moesten allemaal bevoorraad gaan worden voor de volgende dag. Een wagen met 150 tot 175 kratten melk erop en die wagens stonden dan vol en meestal ging je alleen. Als ik een wijk gereden had en het klopte allemaal dan kreeg je een gulden – premie. Dus ik had bijvoorbeeld zes flessen karnemelk over en die schreef ik dan weer bij een melkboer af. Ik moest het spel spelen anders had ik niks gehad. Had ik zes flessen over maar die moest ik gewoon aan iemand cadeau geven. Dan had je een gulden en een gulden was toen een heleboel op een salaris van f 55,-. We haalden heel wat boerenmelk op. Eerst met gewone melkbussen naderhand zijn ze over gegaan op DAF-tankwagens. 40 kg plus die bus van ijzer. Later aluminiumbussen. 60 à 70 bussen van 50 kg op zo’n band gooien en dan die hete damp nou dan was je klaar hoor. Maar daar tegenover staat ’s winters haalden we maar één keer boerenmelk op en ’s zomers twee keer.”
“Van Grieken stond aan de top met zijn Rotatormelk, dat was de houdbare melk, gesteriliseerd. Zij waren het eerst met van die flessen en met een kroonkurk erop en een speciale machine. Dat was op de Regentesselaan, de Raad heette de man, dat was dé man. Die ging dat in de handel brengen. Er was nog geen mens die dat had. Die melk kon je ontzettend lang goed houden want die was gepasteuriseerd en gesteriliseerd. Die tuinders gebruikten die melk ontzettend veel omdat ze die flessen in de kassen mee konden nemen. Leo Scholtes had toch 40 kratten Rotatormelk, 40! 40 x 12 is 480 flessen. Dat was de grootste van het Westland.”
Ook de sfeer uit die jaren kan de heer Den Oudsen goed schetsen:
“Even over die twee bazen de een had een Buick en er werd nooit een sleuteltje uit het slot gehaald. Iedereen kon die wagen pakken. Als er iets naar de Harwich-boot gebracht moest worden dan pakte je de wagen maar. Die kon je zo meenemen tot op een gegeven ogenblik was de auto zoek. Er was iemand die had dat schijnbaar door en die nam die wagen mee en toen hebben ze hem in Woerden met een lege tank gevonden. Als je hem nodig had dan kon de iedereen hem gebruiken voor een spoed bestelling of zo. Zo leefden wij toen nog. En die kratten werden allemaal langs de weg neergezet. In de loop der jaren is dat wel veranderd want toen gingen ze uitkijkposten neerzetten van de directie zelf. Die bleef dan in een luxe wagen zitten om te peilen en dan werd iemand opgeplakt. Toen werd dat erger.”
Een voorbeeld van hoe dit in de praktijk in zijn werk ging:
“Toen ik bij van Grieken kwam had ik Poeldijk er nog niet bij en had ik een voorrit in Den Haag, 2e De Riemerstraat. Dat waren 200 kratten dat deed ik in een uur, maar op de Turfmarkt daar zette ik twintig kratten neer en toen moest ik bij de baas komen. Hij zegt ken jij wel goed tellen? Hoezo? Je zet steeds regelmatig twee kratten te weinig neer op de Turfmarkt. Ik zeg: ‘zo achterlijk ben ik niet, ik weet toch wel wat twintig is.’ Je zult het ergens anders moeten zoeken. Wie was het ook alweer….Van der Lans! (een controleur) Die is daar gaan staan. Dat was daar een goeie voor. Weet je wat er nou gebeurd is? Ik bracht de voorrit en dan kwam die desbetreffende chauffeur de bijproducten brengen. Wat deed die? Die nam de twee kratten mee. En ik kreeg de schuld. Dat was een collega!”
Over controle gesproken. Kwamen de bazen ook op de werkvloer?
“Ja, ’s nachts om drie uur liepen ze er hoor. Al die wagens stonden vroeger buiten op de Loosduinseweg en baas Jan zat dan voor het raam te kijken als wij weggingen. Toen zag hij dat ik twee lege kratten op de wagen gooide. Dat zijn twee keer zes guldens, maar dat kwam zo, dat hadden ze vergeten er op te gooien, dus ik pakte ze gewoon. Ik moest bovenkomen hoor! Hij zei ga je lege kratten meenemen? Bert en Jan woonden boven de fabriek aan de Loosduinseweg.”
Het pand aan de Loosduinseweg staat er nog steeds, maar de drukte van de fabriek is verdwenen en omgeruild voor de drukte van het verkeer van deze drukke Haagse verkeersader. Het levendige relaas van chauffeur Den Oudsten van Van Grieken geeft weer een aardig zicht hoe het vervoer van de melkfabriek in de jaren 40-50 verliep.