De sluisdeuren werden vanaf de kant bediend met een bootshaak die om een op de voorhar, de voorste stijl van de sluisdeur, bevestigde haalpen grijpt en scharnierend is bevestigd. Aan de voorhar en aan het andere uiteinde van de duwboom is een ketting bevestigd. De ketting wordt enige keren om een spil op het sluishof van een staande kaapstander gewonden. Door de spil te draaien wordt de ketting op- of afgewonden en kan de deur met de duwboom geopend of gesloten worden. Op het sluishoofd bevinden zich een paar rollen waarover de duwboom zich voortbeweegt. Verder staat hier ook een bedieningsapparaat om de schuiven in de sluisdeuren bij gesloten toestand te kunnen openen. Over de sluis ligt aan de zeekant een brug. Behalve de duwboom zijn alle onderdelen voor het draaiwerk en de brug in giet- en smeedijzer uitgevoerd en vervaardigd door de IJzergieterij De Prins van Oranje.
Het schutten
In 1888 was het project in aanleg gereed. De schutsluis zal in het begin slechts sporadisch zijn gebruikt. Pas in de jaren 30, toen de tweede binnenhaven in Scheveningen aangelegd werd, kwam de sluis volop in bedrijf. Zo werd voor de Scheveningse haringinleggerijen over het kanaal zout aangevoerd. Deze schepen vervoerden op de terugweg ingelegde haring voor de markten in het Haagse centrum en het achterland.
In 1977 verrees in het kanaal ter hoogte van de Willem de Zwijgerlaan het Gemaal Schoute, dat de taken overnam van de schutsluis. Daarmee was scheepvaart in de dit deel van het kanaal niet meer mogelijk en verloor het sluizencomplex zijn functie. Gelukkig bleef het bewaard en is nu een Rijksmonument.
Een kort succes
De eerste proeven van de verversing van de grachten in april en juni 1889 leken redelijk succesvol. Uiteindelijk was dit succes maar van korte duur. Door het spuien kwamen de grachtenbodems in beweging en ontstond een blauwe brij met “onwelriekende gassen”. Met het schutten kwamen schepen door te lage waterstand in de problemen. Al met al een kostbaar project met een teleurstellende afloop, maar de historische herinnering aan de worsteling met de hygiëne is gebleven. De aanleg van de riolering zou het eigenlijke probleem pas echt oplossen. Het kanaal bleef echter wel van belang voor de waterhuishouding.
Koos Havelaar
Bronnen:
Gemeentebestuur 1851-1936, bnr. 0353-01, inv. 114, 2608 en 2611
Archief Hoogheemraadschap Delfland 1319-1887, bnr.112, tekeningen en inv.nrs. 7863-7871 en bnr. 116 TD 1888-1998, technische tekeningen IX-B-2-5, IX B-2-9 en IX-B-2-10
R. Vijfvinkel, K.P. Companje, W.J. de Geus en M.M. Hegener, ’s Haags werken en werkers. 350 jaar gemeentewerken (1636-1986), Den Haag 1986.